Problemen oplossen > Storingen oplossen
Storingen oplossen
In de onderstaande tabel vindt u de algemene richtlijnen voor het oplossen van problemen.
Als er zich een probleem voordoet met uw apparaat, lees dan de controlepunten door en voer de procedures op de
aangegeven pagina's uit. Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Probleem
Een van de toepassingen wil
niet starten.
Het aanraakscherm werkt
niet wanneer het apparaat is
ingeschakeld.
Er worden geen kopieën
gemaakt wanneer ik op Start
druk.
Afdrukken lukt niet.
Er worden blanco vellen
papier uitgevoerd.
Er treden vaak
papierstoringen op.
De afdrukken zijn gekreukt of
opgekruld.
Documenten worden slecht
afgedrukt.
Controlepunten
Is de tijd voor de automatische
bedieningspaneel-reset te kort?
Zit de stekker van het apparaat in het
stopcontact?
Staat er een bericht op het
aanraakscherm?
Staat het apparaat in de slaapstand?
Zit de stekker van het apparaat in het
stopcontact?
Staat het apparaat aan?
Zijn de printerkabel en netwerkkabel
aangesloten?
Stond het apparaat aan voor de
printerkabel werd aangesloten?
Is de afdruktaak onderbroken?
Zijn de originelen goed geplaatst?
—
Is het papier goed geplaatst?
Is de papiersoort geschikt? Is het
papier in goede staat?
Is het papier gekruld, gevouwen of
gekreukt?
Zitten er losse stukjes papier of zit er
vastgelopen papier in het apparaat?
Is het papier vochtig?
Zijn de applicatiesoftware-instellingen
op de pc correct ingesteld?
Mogelijke oplossing
Stel de tijd voor de automatische
bedieningspaneel-reset in op
30 seconden of langer.
Stop de stekker van het netsnoer in
een stopcontact.
Bepaal de gepaste reactie op het
bericht en voer de bijbehorende actie
uit.
Druk op de Spaarstand-toets om de
slaapstand uit te schakelen. Het
apparaat is binnen 20 seconden
gebruiksklaar.
Stop de stekker van het netsnoer in
een stopcontact.
Zet de hoofdschakelaar aan.
Sluit de juiste printerkabel en
netwerkkabel goed aan.
Zet het apparaat aan nadat u de
printerkabel heeft aangesloten.
Hervat het afdrukken.
Wanneer u de originelen op de
glasplaat legt, plaats ze dan met de
beeldzijde omlaag en lijn ze uit tegen
de aanduidingsplaten voor het
origineelformaat.
Als u de originelen in de
documenttoevoer plaatst, plaats ze
dan met de beeldzijde omhoog.
Controleer of de applicatiesoftware
correct gebruikt wordt.
Plaats het papier op de juiste manier.
Haal het papier uit, draai het om en
plaats het opnieuw.
Vervang het papier.
Verwijder alle vastgelopen vellen en
stukjes papier.
Vervang het papier.
Controleer of de instellingen van het
printerstuurprogramma en de
softwaretoepassing correct zijn.
7-9
Referentie-
pagina
—
2-11
7-14
2-30
2-11
2-13
2-10
2-10
—
3-10
3-12
—
3-2
3-2
3-2
7-24
3-2
—