Nummer
Onderdeel
3
0–9
Opmerking: Wordt het
numerieke toetsenblok
genoemd.
4
# (Hekje)
5
Kiespauze
6
Alles wissen
7
Start
8
Stop
Algemene informatie
Functie
Gebruik deze knoppen om cijfers in te voeren als op het LCD-
scherm een veld wordt weergegeven waarin u nummers moet
opgeven. Gebruik deze knoppen ook om telefoon- en faxnummers
te kiezen.
Opmerking: Als u in het beginscherm op een van deze knoppen
drukt zonder eerst op de knop # te drukken, wordt het menu
Kopiëren geopend en het aantal te kopiëren exemplaren gewijzigd.
Druk op deze knop:
• Voor de identifier van een snelkoppeling
• In telefoonnummers. Voor faxnummers met een #, voert u dit
teken tweemaal in, dus ##.
• Vanuit het beginscherm of de lijsten met faxbestemmingen,
e-mailbestemmingen of profielen voor toegang tot de
snelkoppelingen
Druk op deze knop om bij het kiezen van een faxnummer een
kiespauze van twee of drie seconden in te lassen. De knop werkt
alleen in het menu Fax en samen met faxfuncties.
Vanuit het beginscherm kunt u met deze knop een faxnummer
opnieuw kiezen.
U hoort een alarmsignaal als u op deze knop drukt buiten het
faxmenu, een faxfunctie of het beginscherm om.
Bij het verzenden van een fax wordt een druk op de knop Kiespauze in
het veld Faxen naar: weergegeven door middel van een komma (,).
Druk op deze knop om alle instellingen voor een scherm terug te
zetten op de fabriekswaarden en daarna terug te keren naar het
beginscherm van de MFP.
In de menu's voor functies als Kopiëren, Faxen, E-mail en FTP
worden alle instellingen volgens de standaardwaarden hersteld en
keert u vervolgens terug naar het beginscherm van de MFP.
In andere menu's in de stand Gereed annuleert u hiermee alle
wijzigingen die nog niet zijn opgeslagen en keert u vervolgens terug
naar het beginscherm van de MFP.
Druk op deze knop om de huidige taak op het bedieningspaneel te
starten.
Druk in het beginscherm op deze knop om een kopieertaak met de
standaardinstellingen te starten.
Deze knop heeft geen functie als het apparaat bezig is met scannen.
Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken of scannen.
Tijdens een scantaak zal de scanner eerst de actieve pagina
voltooien en vervolgens stoppen. Dit betekent dat er papier in de
ADF kan achterblijven.
Bij een afdruktaak wordt het afdrukmateriaal uit de papierbaan
verwijderd voordat er wordt gestopt met afdrukken.
Tijdens dit proces wordt het bericht Stoppen weergegeven op het
bedieningspaneel.
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
11