Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Transport En Opslag; Bediening - Trotec BP25 Instructies

Verberg thumbnails Zie ook voor BP25:
Inhoudsopgave

Advertenties

Transport en opslag

Let op
Het apparaat kan beschadigd raken als het niet correct
wordt opgeslagen of getransporteerd.
De informatie m.b.t. het transport en de opslag van het
apparaat opvolgen.
Transport
Gebruik voor het transport van het apparaat de meegeleverde
tas, om het apparaat te beschermen tegen inwerkingen van
buitenaf.
Opslag
Houd bij het niet gebruiken van het apparaat rekening met de
volgende opslagcondities:
• Droog en tegen vocht en hitte beschermd
• Op een plaats die beschermd is tegen stof en direct
zonlicht
• In de bijbehorende tas beschermd tegen binnendringen
van stof
• Bij de in de technische gegevens opgegeven
opslagtemperatuur
• Batterijen zijn verwijderd uit het apparaat

Bediening

Batterij plaatsen
Let op
Zorg dat het oppervlak van het apparaat droog is en
het apparaat is uitgeschakeld.
22
21
1. Open het batterijvak door het batterijvakdeksel (21) met
uw vingers open te klappen.
2. Verbind de nieuwe batterij met de juiste polen van de
batterijclip (22).
3. Plaats de batterij in het batterijvak.
4. Sluit het batterijvakdeksel.
6
Meting uitvoeren
Info
Houd er rekening mee dat bij het wisselen van de
gebruikslocatie van een koude naar een warme
omgeving condensvorming op de printplaat van het
apparaat kan ontstaan. Dit natuurkundig effect, dat niet
te voorkomen is, vervalst de meting. Het display toont
in dit geval geen of verkeerde meetwaarden. Wacht
enkele minuten tot het apparaat zich heeft ingesteld op
de gewijzigde omstandigheden, voordat u een meting
uitvoert.
• Zorg dat het te meten oppervlak vrij is van stof, vuil en
dergelijke substanties.
• Om bij sterk reflecterende oppervlakken een nauwkeuriger
meetresultaat te bereiken, voorziet u het van matte tape of
matzwarte verf met een zo hoog mogelijke en bekende
emissiegraad.
• Houd rekening met de verhouding 20:1 voor de afstand
t.o.v. meetvlekdiameter. Hoe groter de afstand tot het
object, des te groter is de meetvlekdiameter en des te
onnauwkeuriger het meetresultaat.
1. Richt het apparaat op het te meten object.
2. Druk op de toets Meting (3).
ð Het apparaat wordt ingeschakeld.
ð De temperatuur van het meetobject wordt in de
meetwaardeweergave 1 (16) weergegeven.
ð Afhankelijk van de instellingen, wordt in de
meetwaardeweergave 2 (18) de dauwpunttemperatuur,
de omgevingstemperatuur of de relatieve
luchtvochtigheid weergegeven (zie meetmodus
omschakelen).
ð De schaal (15) toont het risico op condenswatervorming
op de meetvlek als percentage
(0% = geen risico, 100% = altijd condenswatervorming).
Daarnaast kunt u het risico op condenswatervorming op basis
van de kleur van de displayverlichting en de alarmtoon (indien
ingeschakeld) herkennen:
Risico
Oppervlaktetemperatuur binnen
het normale bereik
Oppervlaktetemperatuur in de
buurt van het dauwpunt (dicht
bij grenswaarde).
Dauwpunttemperatuur van het
gemeten oppervlak bereikt of
onderschreden.
LET OP: Condenswatervorming!
dauwpuntscanner BP25
Displaykleur Toonsignaal
Groen
-
Oranje
Herhaald alarm
Rood
Permanent
alarm
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave