dL 5–150a
1 2
3(4)
➔ Overdruk: aansluiting 1 of 2
➔ Onderdruk: aansluiting 3, na het eruit schroeven
van aansluiting 3 ook aansluiting 4
dL 3K
2 3
➔ Overdruk: aansluiting 2
➔ Onderdruk: aansluiting 3
dL 5–150K
2 3
(5)
➔ Overdruk: aansluiting 2
➔ Onderdruk: aansluiting 3
➔ Optionele testaansluiting voor overdruk: aanslui-
ting 5
overdrukmeting
➔ 1 of 2 = aansluiting voor overdruk (+).
➔ Indien aansluiting 2 wordt gebruikt, aansluiting 1
afsluiten.
➔ 3 of 4 = blijft open om de bovenruimte van het
membraan te beluchten.
onderdrukmeting
➔ 3 of 4 = aansluiting voor onderdruk (-).
➔ 1 of 2 = blijft open om de bovenruimte van het
membraan te beluchten.
1 = Rp
/
(+), (
/
" NPT (+))
1
1
4
4
2 = ø 4,75 x 1 mm (+)
3 = ø 4,75 x 1 mm (-)
(4 = Rp
/
(-),
/
" NPT (-))
1
1
8
8
2 = ø 4,75 x 1 mm (+)
3 = ø 4,75 x 1 mm (-)
2 = ø 4,75 x 1 mm (+)
3 = ø 4,75 x 1 mm (-)
(5 = ø 4,75 x 1 mm (+))
drukverschilmeting
➔ 1 of 2 = aansluiting voor de hogere overdruk of
lagere onderdruk (+).
➔ 3 of 4 = aansluiting voor de lagere overdruk of
hogere onderdruk (-).
Inbouw afsluiten
➔ Niet gebruikte aansluitingen afsluiten.
4 BedRaden
➔ Als de drukschakelaar ooit een spanning van
> 24 V (> 30 V) en een stroom van > 0,1 A bij
cos φ = 1 of > 0,05 A bij cos φ = 0,6 gescha-
keld heeft, is de gouden laag op de contacten
weggebrand. Daarna kan het apparaat alleen
nog maar voor dat vermogen of voor hogere
vermogens worden gebruikt.
opgeLeT
– Om ervoor te zorgen dat de DL..A, DL..K tijdens
bedrijf niet beschadigd raakt, het schakelvermo-
gen in acht nemen, zie pagina 7 (8
Technische gegevens).
Bij kleine schakelvermogens zoals bijvoorbeeld bij
24 V, 8 mA, in silicone- of oliehoudende lucht wordt
de inzet van een RC-element (22 Ω, 1 μF) aanbe-
volen.
1 Installatie spanningsvrij maken.
2
M16 x 1,5:
5
Ø 4–10 mm
6 Bedraden volgens het aansluitschema.
7 M16-wartel (1/2" NPT conduit) vastdraaien.
NL-4
C = 1 µF
R = 22 Ω
NO
COM
2
NC
3
1
3
4