Installatie
Afb. 16 Leidingen verbonden met de buiteneenheid
De koelmiddelleidingen mogen niet in direct contact met elkaar of met
de wand komen. Al het leidingwerk moet worden geïsoleerd.
1
2
Afb. 17 Aansluiten van de buiteneenheid op de binneneenheid
[1]
Geïsoleerde leidingen
[2]
Buisklem met EDPM bekleding
[3]
Afgedichte leidingen
Koelmiddelleidingkoppelingen moeten op oppervlakteniveau liggen.
Leidingkoppelingen mogen niet ondergronds worden geïnstalleerd.
5.2.5
Dichtheid controleren
Neem de nationale en plaatselijke voorschriften in acht bij het uitvoeren
van de dichtheidstest.
▶ Verwijder de doppen op de ventielen.
▶ Sluit de Schrader-opener en drukmeter aan op het Schrader-ventiel.
▶ Draai de Schrader-opener in en open het Schrader-ventiel.
▶ Laat de ventielen gesloten en vul het systeem met stikstof tot de druk
10 % boven de maximale nominale druk ligt, die kan worden geraad-
pleegd op het typeplaatje van de buitenunit.
▶ Controleer of de druk 10 minuten later nog steeds hetzelfde is.
▶ Voeg stikstof toe totdat de nominale druk is bereikt.
▶ Controleer of de druk ten minste 1 uur later nog steeds hetzelfde is.
▶ Loos de stikstof.
5.2.6
Vacuüm, vullen en dichtheidstest
In dit stadium moeten de buisaansluitingen tussen buiten- en binneneen-
heid compleet zijn uitgevoerd. De lucht die in de koelmiddelleidingen is
14
achtergebleven moet worden afgezogen. Vervolgens moet een dicht-
heidstest worden uitgevoerd om mogelijke gaslekken te detecteren.
De procedure voor het afzuigen en de dichtheidstest is hierna beschre-
ven:
1. Reinig de buizen met stikstof.
2. Sluit de vulslangen aan op de lage en hoge zijde van de laadset en de
service-aansluiting van de gas- en vloeistofventielen. Waarborg dat
het uiteinde van de vulslang is aangesloten met de drukpen op de ser-
vice-aansluiting.
3. Sluit de middenslang van de laadset op een vacuümpomp aan.
4. Schakel de hoofdschakelaar van de vacuümpomp in en waarborg dat
de vacuümwaarde ongeveer 30 Pa is (250 micron, 0,3 millibar). Dit
waarborgt dat het koelmiddelcircuit correct wordt ontvochtigd.
5. Sluit de ventielen van de lage en hoge zijde van de laadset en schakel
de vacuümpomp uit. Let erop, dat de naalden in de meters geduren-
de circa 30 minuten niet mogen bewegen.
6. Ontkoppel de vulslang van de vacuümpomp en van de service-aan-
sluitingen van de gas- en vloeistofventielen.
0010036820-001
7. Zet de doppen op de service-aansluitingen op beide ventielen vast.
8. Verwijder de ventieldoppen op beide ventielen en open deze met een
inbussleutel. Hierdoor worden leidingen en binneneenheid gevuld.
9. Monteer de ventieldoppen weer op beide ventielen.
10.Contoleer op gaslekkeage aan de vier koppelingen en de ventieldop-
pen. Test met een elektronische lekdetector of met een gasbellekk-
agezoeker.
3
1
0010036796-001
Afb. 18 Vacuüm, vullen en dichtheidstest
[1]
Laadset
[2]
Vacuümpomp
[3]
Dop
[4]
Servicekraan
[5]
Gasblok
[6]
Vloeistofventiel
[7]
Buiteneenheid
[8]
Binneneenheid
1
2
3
5
4
3
6
7
Compress 3400i AWS – 6721827941 (2024/02)
8
0010036786-001