2.3 Aan /Uit schakelaar
• Het ENTR® -slot IN- of UITSCHAKELEN.
2.3.1 De ENTR® INSCHAKELEN
Alvorens ENTR® aan te zetten, controleer of de deur
gesloten is.
• Zet de schakelaar in de stand ON. Verzeker u ervan
dat de knop in de nulstand staat (zie afbeelding).
• Functie- en numerieke knoppen knipperen eenmaal.
• Er klinkt een pieptoon en de foutaanduiding knippert eenmaal.
• De ENTR® staat nu in bedieningsmodus.
Opmerking:
• Raak na het INSCHAKELEN van de ENTR® Raak na het INSCHAKELEN van de tot het
piepende geluid stopt.
• Na het INSCHAKELEN van de ENTR® is de deur gesloten, maar niet vergrendeld.
2.3.2 De ENTR® UITSCHAKELEN
• Zet de schakelaar in de positie Off.
2.3.3 Indicatie lage batterijspanning
Waarschuwingssignaal knippert snel en er klinken twee lange pieptonen bij elke
vergrendelings-/ontgrendelingshandeling. Dat de batterij bijna leeg is en moet worden
opgeladen.
10
Nulstand
ENTR® Gebruikershandleiding
ON
•
OFF