5.2
Inbedrijfstelling
Deze paragraaf beschrijft de instellingen die gecontroleerd of ingesteld moeten
worden. Voor een overzicht van alle VitaLite-E en C instellingen zie: "Bijlage
A: Overzicht regelingen" op pagina 61.
5.2.1
Inloggen op dealerniveau
Om in te loggen op dealerniveau: zet <M>Bedieningsniveau op gevorderd. Daarna
kunt u inloggen.
<M>Instelingen/ Algemeen /Systeemconfiguratie
/Identificatie
5.2.2
Te controleren instellingen
Doorloop de menu's en controleer of de gemaakte instellingen juist zijn. Zie het
hoofdstuk "Bijlage A: Overzicht regelingen" op pagina 61 voor de menu's.
Begin met het controleren van de basisinstellingen van de VitaLite-E en C: M /
Instellingen/Unit
5.2.3
Startvoorwaarden instellen
Stel in overleg met de klant de startvoorwaarden in:
M Instellingen / Draingroepen / Startcondities
M Instellingen / Draingroepen / Periode
5.3
Test de unit
Als de unit volledig geïnstalleerd is test u de unit. Hierbij test u minimaal de volgende
zaken.
Het opwarmen van de lampen kost enige tijd.
5.3.1
Handstart ontsmetten
M Instellingen / Draingroepen / Startcondities / Handbediend
46
Naam
Initialen van gebruiker.
PIN
Door Ridder Growing Solutions uitgereikt
identificatienummer.
Levelcode
Door Ridder Growing Solutions uitgereikte
toegangscode.
Afhankelijk van de code kan ingelogd worden
op Dealer- of Configuratiemode.
Vitalite-E en C