4.3.2 Elektronische kalibratie
Zie afb. 2 voor locatie schakelaars, potentiometers en aansluitklemmen.
De volgende onderdelen zijn hiervoor benodigd:
-
Schroevendraaier
-
Compur stroomgenerator
1. Open de meetkop
2. Maak de aansluiting van de sensor los
3. Sluit stroomgenerator aan op klem X103 en X104
(voor polarisatie zie tabel 2)
4. Stel stroomgenerator af op 0 nA
5. Stel met potentiometer R120 (ZERO) het display af op "0" (4,00 mA)
6. Stel stroomgenerator af op stroomwaarde sensorlabel,
vermenigvuldigd met factor n (zie tabel 2).
Voorbeeld:
Stroomwaarde sensorlabel: I = 120nA,
vermenigvuldigingsfactor n = 10
I
stroomgenerator
Indien omgevingstemperatuur geen 20°C is, dient de factor n
gecorrigeerd te worden met een 2
Voorbeeld:
Stroomwaarde sensorlabel: I = 120nA,
vermenigvuldigingsfactor n = 10, temperatuursfactor k = 0,96
I
stroomgenerator
Wanneer omgevingstemperatuur <15°C of >25°C wordt een
gaskalibratie geadviseerd.
7. Stel met potentiometer R122 het display van de meetkop af op de
waarde vermeld in tabel 2 (rechter kolom).
8. Maak stroomgever los
9. Sluit sensor aan op X101
10. Stel na warm-up tijd van de sensor met potentiometer R120 (ZERO)
het nulpunt af.
Belangrijk:
Om tijdens een kalibratie of het vervangen van een sensor geen
alarmen te genereren, schakel S101 naar rechts.
Het uitgangsignaal wordt 2mA en op de
"SerU" weergegeven (service modus).
Ook kan op de Controle module het service menu geactiveerd
worden waardoor geen alarmen en systeemfout worden uitgestuurd.
Vergeet niet na beëindiging van de service werkzaamheden
schakelaar S101 terug te zetten in de normale bedrijfsstand.
Rev.04: 03/2007
: I x n = 120nA x 10 = 1200 nA
: I x n X k = 120nA x 10 X 0,96 = 1152 nA
e
factor k (zie tabel 3).
Controle module wordt