Machine Translated by Google
Algemeen
Installatie moet plaatsvinden volgens bestaande
regelgeving en normen.
De ketel wordt binnen staand geplaatst.
De opstellingsplaats van de ketel moet vrij worden gehouden van ongedierte.
De ketel mag niet in ruimtes worden geplaatst waar een explosieve
atmosfeer kan voorkomen, zoals stof of brandbare gassen.
De ketel mag niet in een risicogebied voor aardbevingen of abnormale
trillingen worden geplaatst.
De installatieplaats moet worden gedimensioneerd voor het gewicht van de
met water gevulde ketel.
De ketel kan direct op vloerniveau worden geplaatst.
De kamer moet een afvoer in de vloer hebben.
Vóór de ketel moet minimaal 1 meter vrije ruimte worden voorzien.
Stel de voetbouten zo af dat de ketel horizontaal staat.
Voor het bevestigen van kabelladders en dergelijke is een M6 bout leverbaar,
zie Technische gegevens - plaatsing componenten.
Op de achterplaat van de ketel mogen geen leidingen, kabelgoten etc.
worden gelegd.
Expansiesysteem - De veiligheidsleiding van de ketel moet worden
aangesloten op een expansiesysteem.
Tussen de ketel en het verwarmingssysteem moeten kleppen worden
gemonteerd.
Leidingen moeten zo worden gelegd dat het mogelijk is de voorkant te
openen en de dakplaat te verwijderen voor onderhoud.
Zorg ervoor dat er voldoende plafondhoogte is om de elektrische
verwarmingselementen te kunnen vervangen.
De boiler is niet bedoeld voor gebruik met zuurstofrijk water.
Ter bescherming tegen vorst mag het water in het systeem worden gemengd
met maximaal 30% glycol.
Verwarmingssystemen kunnen per land verschillen vanwege het
klimaat, tradities en nationale regelgeving. In gevallen waarin de normen in
strijd zijn met nationale regelgeving, moeten deze laatste worden gevolgd.
Houd rekening met nationale en individuele vereisten.
Elektrische boiler voorzien van veiligheidsuitrusting is beoordeeld door
een geaccrediteerde instantie en is in overeenstemming met EN 12828.
Met af fabriek gemonteerde veiligheidsvoorzieningen kan de ketel
zonder expansievat worden geïnstalleerd.
Dubbele circulatiepompen en stromingsbewakers zijn niet vereist.
Vanuit veiligheidsoogpunt kan de ketel omgaan met nuldebiet.
Een stoomopvangvat is niet vereist. De veiligheidskleppen worden
rechtstreeks op de veiligheidsleiding van de ketel gemonteerd.
Het definitieve onderzoek, op grond van de nationale wetgeving, of de
elektrische boiler over de noodzakelijke veiligheidsuitrusting beschikt, moet
worden uitgevoerd door een geaccrediteerde instantie bij het beoordelen
van het monitoringinterval voor de elektrische boiler.
De ketel moet zo worden geplaatst dat alleen een persoon met
toestemming toegang heeft.
Alle leidingaansluitingen van de ketel moeten worden geïsoleerd om het
risico op brandwonden op hete oppervlakken te voorkomen.
Leidingen mogen een maximale belasting van de ketelaansluitingen
hebben van 250 Nm in radiale richting of 650 Nm in axiale richting.
22
De warmtebaron EP-900, -1080, -1200, -1400
Boor niet in de afdekplaten van de ketel. Snoeksel kan de
elektrische uitrusting van de ketel beschadigen!
Waterkwaliteit
Kraanwater wordt doorgaans geclassificeerd vanuit het oogpunt van hygiëne.
Goed water dat op deze basis is geclassificeerd, is niet automatisch geschikt voor
een verwarmingssysteem. Om problemen te voorkomen moet het water
technisch worden geanalyseerd en moeten eventuele afwijkingen van de
standaardwaarden worden aangepast.
Als het volume van het verwarmingssysteem laag is, kan het worden gevuld
met water dat niet als goed systeemwater is geclassificeerd.
Wanneer het water wordt verwarmd, wordt er wat zuurstof en koolzuur
afgegeven aan het expansievat of de ontluchtingskleppen. De rest zal
reageren met de metalen in het systeem. Deze corrosie is over het
algemeen onbeduidend.
Het systeem moet lekvrij zijn, zodat het water niet vervangen hoeft te worden
door nieuw water en het water tijdens de installatie niet van zuurstof wordt
voorzien. In de praktijk is het onmogelijk om grote systemen te beschermen tegen
lekkages en zuurstoftoetreding.
In dergelijke gevallen kan een zuurstofverbruikend middel worden toegevoegd,
zodat er altijd een klein overschot in het systeem aanwezig is. Deze middelen
bevatten vaak corrosiebeperkende additieven.
Waterkwaliteit - met betrekking tot geschikt leidingwater:
De alkaliteit moet hoger zijn dan 60 mg/l om corrosie te voorkomen.
Koolzuurgehalten boven 25 mg/l verhogen het risico op corrosie.
Sulfaatgehalten boven 100 mg/l kunnen de corrosie versnellen.
Als het sulfaatgehalte hoger is dan de alkaliteit, bestaat er risico op kopercorrosie.
Hard water veroorzaakt ketelsteen en is niet geschikt in een verwarmingssysteem.
De hardheid moet ca. 5 - 6 dH°.
Zeer zacht water kan corrosieschade veroorzaken.
Chloridegehalten boven de 100 mg/l maken het water agressief, vooral in
combinatie met kalkaanslag.
Lage pH-waarden kunnen corrosieschade veroorzaken. De pH-waarde moet
7,5 - 8,5 zijn.
De aanwezigheid van koolzuur in combinatie met lage pH- en hardheidswaarden
maakt het water agressief.
Het water mag geen slib of andere onzuiverheden bevatten.
Stroomvereisten
De ketel moet een voldoende hoog debiet hebben om goed te kunnen
functioneren. De stroom moet zo worden gedimensioneerd dat deze binnen
gespecificeerde grenzen ligt; zie Technische gegevens.
Onvoldoende waterstroming kan het volgende tot gevolg hebben:
- Het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de werkelijk bereikte
temperatuur in de ketel neemt toe.
- Onregelmatige regeling met verhoogde slijtage van de contactors van de ketel,
met verminderde levensduur tot gevolg.