6 Bedieningselementen
Controle-LED (C)
20
Fig. 14: Potentiometer voor schakelpuntinstelling (B)
Opmerking:
Bij alle schakelpuntinstellingen moet er in principe op worden gelet,
dat tussen het bereiken van het schakelpunt en het activeren van de
schakelfunctie een schakelvertraging van 0,5 s actief is. De potentio-
meter moet daarom langzaam worden verdraaid.
Een eventuele extra schakelvertraging moet pas na de inregeling
worden bijgeschakeld.
Controle-LED's in de frontplaat signaleren de bedrijfsgereedheid,
schakeltoestand en storingsmelding.
Fig. 15: Controle-LED's op het front van het instrument (C)
1 Controlelamp - bedrijfsspanning - groen (gn)
2 Controle-LED - storingsmelding - rood (rd)
3 Controle-LED - schakeltoestand kanaal 2 - geel (ye)
4 Controle-LED - schakeltoestand kanaal 1 - geel (ye)
•
Groen (gn)
– Bedrijfscontrole-LED
– Netspanning aan, instrument is in bedrijf
•
Rood (rd)
– Storingsmeld-LED
– Storing sensorcircuit door uitval sensor of kabeldefect
– Wanneer het storingsmeldrelais spanningsloos is, brandt de
rode storingsmeld-LED
•
Geel (ye)
– Relaiscontrole-LED's
– De gele relaiscontrole-LED's reageren afhankelijk van de inge-
stelde bedrijfsstand (min/max)
– Over het algemeen toont de relaiscontrolelamp de geactiveerde
(doorstroomde) toestand van het relais
Calibration
1
3
ON
2
4
TOR
149A
VEGATOR 632 • Meetversterker