een rood focussymbool. Laat de opnametoets
los en druk deze nogmaals half in. U kunt ook
foto's maken zonder de focus te vergrendelen.
3.
Als u een foto wilt
maken, drukt u op de
opnametoets. Houd
het apparaat stil
totdat de foto is
opgeslagen en de
definitieve foto op het
scherm wordt
weergegeven.
Gebruik de zoomtoets
van het apparaat om in of uit te zoomen wanneer
u een foto maakt.
Selecteer
Opties
>
camera aan de voorkant wilt activeren. Als u een
foto wilt maken, drukt u op de bladertoets. Druk de
bladertoets omhoog of omlaag als u wilt in- of
uitzoomen.
Druk op
als u de camera op de achtergrond
geopend wilt houden en andere toepassingen wilt
gebruiken. Houd de opnametoets ingedrukt als u
wilt terugkeren naar de camera.
Locatiegegevens
U kunt automatisch informatie over de locatie waar
76
de foto is gemaakt, toevoegen aan de
Tweede camera gebr.
als u de
bestandsgegevens van het vastgelegde materiaal.
In de toepassing Foto's kunt u vervolgens
bijvoorbeeld zien op welke locatie de foto is
gemaakt.
Selecteer
Opties
Instellingen
>
vastleggen
Aan
in Camera om locatiegegevens
>
toe te voegen aan al het vastgelegde materiaal.
Symbolen voor locatiegegevens worden onder aan
het scherm weergegeven:
— Locatiegegevens niet beschikbaar. Het
●
GPS-symbool wordt enkele minuten op de
achtergrond weergegeven. Als een
satellietverbinding wordt gevonden en het
symbool binnen deze periode verandert in
worden de geolabels van alle foto's en video's die
binnen die periode zijn gemaakt op de
ontvangen GPS-positiegegevens gebaseerd.
— Locatiegegevens beschikbaar. De
●
locatiegegevens worden aan de
bestandsgegevens toegevoegd.
Zie 'Instellingen van fotocamera
aanpassen', p. 82.
Bestanden met locatiegegevens worden in de
toepassing Foto's aangeduid met
Na het maken van een foto
Selecteer een van de volgende opties in de actieve
werkbalk nadat u de foto hebt gemaakt (alleen
Locatie
>
,
.