Gebruiksaanwijzing
• Stand 3 (KORT)
Kortere hoofdwas voor licht vervuild wasgoed.
• Stand 4 (SPOELEN)
Afzonderlijk spoelen, b.v. voor het spoelen van met de hand gewassen
textiel (centrifugeren overeenkomstig het geselecteerde soort wasgoed
of spoelstop).
Spoelstop betekent: het wasgoed blijft in het laatste spoelwater liggen
3
en wordt niet gecentrifugeerd.
• Stand 5 (MET WASVERZACHTER BEHANDELEN)
Afzonderlijk met wasverzachter behandelen van vochtig wit/bont of
kreukherstellend wasgoed. Deze instelling kan ook gebruikt worden
voor het afzonderlijk stijven en het afzonderlijk impregneren van voch-
tig wit/bont of kreukherstellend wasgoed. (1 spoelgang, het vloeibaar
wasmiddel uit spoelvakje w wordt ingebracht, centrifugeren overeen-
komstig de programma' s voor wit/bont en/of kreukherstellend was-
goed of spoelstop.)
• Stand 6 (CENTRIFUG.)
Centrifugeren na een spoelstop en/of afzonderlijk centrifugeren van
met de hand gewassen wit/bont of kreukherstellend wasgoed.
Programmagroep à (FIJNE WAS)
• Stand 7 (FIJNE WAS)
Hoofdwasgang voor fijne was.
• Stand 8 (KORT CENTRIFUG.)
Centrifugeren na een spoelstop en/of afzonderlijk kort centrifugeren
van met de hand gewassen fijn wasgoed.
Programmagroep s WOL)
• Stand 9 (WOL)
Hoofdwasgang voor wol en bijzonder gevoelig textiel.
• Stand 10 (FIJN SPOELEN)
Afzonderlijk kort spoelen, b.v. voor het spoelen van met de hand
gewassen textiel of voor het afzonderlijk met wasverzachter spoelen
van fijn wasgoed en wol. (1 spoelgang, het vloeibaar wasmiddel uit
spoelvakje w wordt ingebracht, kort centrifugeren of spoelstop.)
• Stand 11 (KORT CENTRIFUG.)
Centrifugeren na spoelstop of afzonderlijk zacht centrifugeren voor
met de hand gewassen wol en zeer gevoelig textiel.
v (POMPEN)
Wegpompen van het water na een spoelstop (zonder centrifugeren).
12