5
In bedrijf nemen
5.1
Initiële tests
5.1.1 Test randaarding
Nationale voorschriften kunnen vereisen dat het laadsysteem
voor de start en met regelmatige tussenpozen wordt getest.
Voer deze tests uit in overeenstemming met de geldende voor-
schriften.
Na de installatie en voordat het toestel voor de eerste keer
wordt ingeschakeld, moet de continuïteit van de randaarding
(PE) worden gemeten:
▶ De laadkoppeling aan te sluiten op een testadapter voor
voertuigsimulatie volgens EN IEC 61851-1.
▶ Meet de elektrische weerstand van de PE-geleider tussen
de PE-geleidercontactdoos van de adapter en het aanslui-
tingspunt voor de PE-geleider in de elektriciteitskast van
het gebouw.
Bij een totale kabellengte (aansluitkabel van het laadsysteem
en laadkabel van het voertuig) tot 5 m mag de elektrische weer-
stand van de PE-geleider niet meer dan 300 mΩ bedragen. Als
de kabel langer is, moet de weerstand worden aangepast in
overeenstemming met de geldende nationale voorschriften. In
elk geval mag de elektrische weerstand nooit meer bedragen
dan 1 Ω.
5.1.2 Isolatietest
Het laadsysteem moet hiervoor van het stroomnet worden los-
gekoppeld. Schakel daarom vóór de meting de netspanning uit
via de aardlekschakelaar in de elektriciteitskast van het ge-
bouw.
Het laadsysteem is uitgerust met een uitschakelrelais. Daarom
zijn er twee isolatiemeetwaarden nodig:
Logavolt – 6721850005 (2022/04)
Eerste meetwaarde – primaire zijde van het laadsysteem
▶ Meet aan de primaire zijde de isolatieweerstand op het aan-
sluitingspunt van de voedingskabel van het laadsysteem in
de elektriciteitskast van het gebouw.
De Wallbox is uitgerust met een overspanningsbeveiliging.
Hiermee kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de
meetwaarde. In ieder geval mag de waarde niet lager zijn dan
1 MΩ.
Tweede meetwaarde – aan de secundaire zijde van het
laadsysteem
▶ Sluit de laadkoppeling aan op een testadapter voor voer-
tuigsimulatie volgens EN IEC 61851-1.
▶ Voer de isolatiemeting uit via de meetbussen op de
testadapter, de waarde mag niet kleiner zijn dan 1 MΩ.
Als alternatief kan de differentiaalstroommethode in combina-
tie met het meten van de PE-geleiderstroom worden gebruikt.
Een waarde van 3,5 mA mag in beide gevallen niet overschre-
den worden.
Om deze metingen uit te voeren, is het noodzakelijk om:
▶ De laadkoppeling aan te sluiten op een testadapter voor
voertuigsimulatie volgens EN IEC 61851-1.
▶ De meting uit te voeren in adapterstatus C.
▶ De verschilstroom te meten op het aansluitingspunt van de
voedingskabel van het laadsysteem in de elektriciteitskast
van het gebouw.
Afhankelijk van het gebruikte meetinstrument is het misschien
niet mogelijk om de volgende meting op de adapter uit te voe-
ren. Voer in dit geval de test aan de verbindingsklemmen uit.
In bedrijf nemen
5
129