Opgelet! Voordat het sproeiapparaat
wordt gevuld, moeten de op het reservoir
van de chemicaliën aangebrachte in-
structies met betrekking tot speciale ge-
varen (R-regel/GefStoffV) en de veilig-
heidsadviezen worden geraadpleegd. Bij
licht ontvlambare, explosieve stoffen (licht
ontvlambaar "F" en extreem ontvlambaar
"F+") zijn aanvullende aanduidingen
1
13
2
conform de verordening voor brandbare
3
4
15
vloeistoffen noodzakelijk. Door passende
maatregelen moet ervoor worden ge-
5
6
17
zorgd, dat tijdens het vullen en ver-
7
8
19
sproeien geen inwerking van vlammen
21 22
9 10
kan ontstaan (veiligheidsvoorschrift nr. 5).
23 24
12
11
Afb.
Vlamterugslagbeveiliging met aardings-
15 a
11 a
aansluiting (afb. 11) moet worden aan-
16 a 17 a
gebracht (zie GLORIA speciale accessoi-
res art.nr. 726035.0000) en het appa-
raat moet worden geaard; hiervoor kan
een in de handel verkrijgbare aardings-
kabel worden gebruik. Het uiteinde van
de kabel stevig met de aardingslus ver-
binden.
G Pomp aan de vultrechter plaatsen.
1
5 liter apparaten – Afb.
3
10 liter apparaten – Afb.
5
7
9 10
25
14
26
16
27
28
18
29
30
20
32
31
33 34
35 36
1
2
13
3
4
15
5
6
17
8
7
19
13
25
2
14
21 22
9 10
4
15
16
27
23 24
11
12
6
17
18
29
11 a
15 a
20
8
19
31
16 a 17 a
21 22
33 34
G De tank vullen. Opgelet! De max.
vulhoeveelheid (zie technische gege-
vens) in acht nemen. Op een juiste
dosering en concentratie volgens
voorschrift van de fabrikant van het
sproeimiddel letten.
G Aanwijzing vulzeef!
Gebruik bij het vullen de meegele-
verde vulzeef. Voor gebruikte sproei-
middelen, vooral bij gebruik van
poedervormige concentraties, dient
men de meegeleverde vulzeef voor
de voorfiltering van sproeimiddelen
te gebruiken.
5 liter apparaten – Afb.
10 liter apparaten – Afb.
G Pomp inzetten en vastschroeven.
G Pomp bedienen tot een bedrijfsdruk
van 6 bar (rode markeringsstreep op
de manometer) in de tank bereikt is.
Sproeien
G Door neerdrukken van het bedie-
14
25
26
ningshefboompje aan het snel-
16
27
28
sluitventiel wordt het sproeien ge-
18
29
30
start. Onmiddellijke onderbreking
20
32
31
wordt door loslaten van de bedie-
26
ningshefboom bereikt.
33 34
G De optimale sproeidruk voor een zo
28
35 36
30
goed mogelijke verdeling van het
sproeimiddel bedraagt 2-6 bar.
32
1
2
1
2
13
14
3
4
3
4
15
16
5
6
5
6
17
18
8
7
20
8
7
19
9 10
21 22
9 10
11
12
23 24
11
12
11 a
15 a
11 a
16 a 17 a
13
14
25
2
15
16
27
2
17
18
29
3
20
19
3
31
21 22
33 3
23 24
35 3
15 a
16 a 17
43