Inbedrijfstelling en werking
PREEVA Neos-toestellen moeten voor
ingebruikname in bedrijf worden
gesteld.
Buiten
inbedrijfstellingswerkzaamheden
aan PRN-E apparaten mogen niet
onder natte omstandigheden worden
C
uitgevoerd. In geval van nood moet
een tweede persoon beschikbaar zijn
om hulp te verlenen.
Controles vóór de start
Voordat u het apparaat opstart, moet u de
volgende controles uitvoeren:-
• Gebruik dit toestel niet als een onderdeel
onderhevig is geweest aan binnendringend
water. Neem onmiddellijk contact op met
een gekwalificeerde servicetechnicus om het
apparaat te inspecteren en alle onderdelen
van het besturingssysteem en de gasregeling
te vervangen.
• Controleer de ophanging (binnenunit) of de
steun van de unit (buitenunit). Het apparaat
moet goed vastzitten.
• Controleer of er geen andere onderdelen
zijn gemonteerd die niet afzonderlijk worden
ondersteund en vastgezet.
• Controleer de gasleiding op lekken en de
juiste gasleidingdruk.
• Ontlucht de gasleiding van ingesloten lucht.
Controleer de elektrische bedrading en zorg
ervoor dat de bedrading in overeenstemming
is met het aansluitschema. Zorg ervoor dat
alle kabels de juiste afmetingen hebben om
aan de eisen van de units te voldoen.
• Zorg ervoor dat de juiste fasen in de
voedingskabel zijn aangesloten op de juiste
aansluitklemmen bij de unit.
Page No 24 of 52 Reznor, PREEVA Neos, Installatie Handleiding, NL 2022-03, D301317 Iss 2
• Controleer de polariteit. Controleer
of er netspanning staat tussen elke
spanningsvoerende klem (L1, L2 en L3) en de
aarding.
• Controleer of het apparaat geaard is door
een continuïteitstest van de aarding uit te
voeren.
• Controleer of de zekeringen de juiste waarde
en waarde hebben.
• Controleer of de programmatoets van de
ontstekingsregelaar overeenkomt met de
weerstandswaarde zoals aangegeven in de
tabel Verbrandingsgegevens voor het model
verwarmingstoestel.
• Controleer of de condensafvoer U-afscheider
vol water zit en of de condensafvoerbuis
waterdicht is.
• Controleer of de luchtuitblaasroosters open
staan (indien gemonteerd).
• Stel de luchttoevoerkleppen in bedrijf (indien
aanwezig).
• Controleer of het ventilatorvermogen en
de motorbelasting correct zijn voor de
toepassing en in overeenstemming met het
gegevensplaatje.
Aanvullende controles voor een binnenunit
installatie:
• Controleer of er geen brandbare materialen
in de buurt van het toestel zijn. Voorschriften
staan in het hoofdstuk over de plaats en
installatie van deze handleiding.
• Controleer het ontluchtingssysteem om
er zeker van te zijn dat het geïnstalleerd is
volgens de instructies voor de toevoer van
verbrandingslucht in het hoofdstuk over
installatie in deze handleiding.