maar de wielen op hun plaats houden
binnen de ringen.
3.
Zet de gasfles op de wagen vast met de
ketting.
AFB. 2
VOORBEREIDING
1.
Sluit de goedgekeurde slang aan op de
regelaar.
2.
Sluit het andere uiteinde van de slang aan
op de handgreep van de brander.
3.
Controleer de aansluitingen voor
gebruik op lekken met zeepsop. Vervang
de gasslang volgens de geldende
voorschriften, na 5 jaar of als lekkage
vermoed kan worden.
4.
Controleer of het product gedoofd
en koud is. Draai de draaiknop zo ver
mogelijk met de klok mee.
5.
Sluit de regelaar aan op de gasfles.
AANWENDING
AANSTEKEN
1.
Richt het mondstuk naar beneden en van
uw lichaam af.
2.
Zet de draaiknop bovenop de regelaar
voor de helft open. Draai de knop op het
handvat een beetje open, zodat er een
zacht sissend geluid hoorbaar is als er gas
door het mondstuk stroomt.
3.
Druk een of meerdere keren op de piëzo-
aansteker, totdat de vlam door de vonk
wordt ontstoken. Gebruik de draaiknop
om de waakvlam op de gewenste grootte
in te stellen. Als het gas niet ontsteekt,
kan de gasstroom te sterk zijn. Verminder
in dat geval de gasstroom met de
draaiknop.
4.
De brander wordt geactiveerd wanneer
de branderhendel wordt ingedrukt. De
grootte van de vlam wordt aangepast met
behulp van de draaiknop.
5.
Bij het loslaten van de branderhendel
keert de brander terug naar de
gasbesparende waakvlamstand.
DOVEN
1.
Sluit de regelaar op de gasfles.
2.
Wacht tot de vlam gedoofd is, wat aangeeft
dat het gas in de slang en leidingen op is,
en sluit dan het ventiel op de gasbrander.
ONDERHOUD
•
Inspecteer de gasslang minimaal één keer
per maand, bij elke fleswisseling en
voordat u het product opbergt of in gebruik
neemt na opslag. Vervang de gasslang
door een nieuwe van dezelfde kwaliteit en
lengte als de huidige beschadigd is.
•
Controleer voor elk gebruik het gehele
gassysteem (gasslang, gasregelaar,
waakvlam, mondstuk enz.) op
beschadigingen en lekkage. Het gehele
systeem moet minimaal één keer per jaar
door gekwalificeerd personeel worden
geïnspecteerd.
•
Houd de brander schoon om gevaar te
voorkomen.
•
Gebruik geen ontvlambare of bijtende
reinigingsmiddelen om het product te
reinigen.
•
Reparaties moeten door een geautoriseerd
servicebedrijf worden uitgevoerd.
OPSLAG
•
Sluit de gaskraan altijd volledig na
gebruik en bij eventuele storingen.
•
Verwijder de gasregelaar en de gasslang.
WAARSCHUWING!
•
Bewaar gasflessen nooit in kelders of
ruimtes met onvoldoende ventilatie.
•
Bewaar gasflessen nooit in de buurt van
het product, behalve de fles die op het
product is aangesloten.
•
Bewaar de gasfles in overeenstemming
met geldende regelgeving.
NL
35