H5-60-85-01
2.
Algemene aanwijzingen:
Het is gevaarlijk de specificaties te wijzigen of te proberen dit product te veranderen. Voor uw eigen vei-
ligheid dienen reservedelen door een erkend en gequalificeerd vakman te worden ingebouwd. De fabri-
kant is niet aansprakelijk voor schade die wegens ondeskundige montage of het niet naleven van de
geldende bepalingen voor dit soort toepassingen is ontstaan. Lees deze aanwijzingen zorgvuldig door
voor u dit apparaat inbouwt of in gebruik neemt.
Voor een optimale werking en maximaal ventilatierendement heeft de afzuigkap voldoende en correct
toegevoerde lucht nodig. Indien te weinig verse lucht wordt toegevoerd, stijgt het toerental van de ven-
tilatormotor, de luchtcapaciteit daalt en de geluidsontwikkeling neemt toe.
Als de filtermatten verzadigd zijn, daalt de luchtcapaciteit van de afzuigkap en de damp wordt niet meer
voldoende gereinigd.
De afzuigkap is voorzien voor het afzuigen van de ontstaande dampen. Bij levering is de afzuigkap in-
gesteld op luchtafvoer. Als een afvoer naar buiten niet mogelijk is, kan de afzuigkap met het passende
extra toebehoren naar recirculatie met adsorptiekoolfilters worden omgebouwd.
Bij de montage van de afzuigkap moeten de volgende punten evenals alle geldende veiligheids- en
nationale voorschriften in acht worden genomen.
1.
De afzuigkap moet altijd in het midden boven de kookplaat worden aangebracht.
2.
De inbouwafstand mag niet kleiner zijn dan voorgeschreven.
De minimumafstand tussen elektrische kookplaten en de onderkant van de afzuigkap bedraagt
650 mm.
De minimumafstand tussen gaskookplaten en de onderkant van de afzuigkap bedraagt 700 mm.
3.
De afgevoerde lucht mag niet in een in gebruik zijnde rook- of gasafvoerschouw worden afgeleid.
Evenmin mag ze in een schacht worden afgeleid die voor de ontluchting van stookplaatsen dient.
Bij afvoer in een niet in gebruik zijnde rook- of gasafvoerschouw moet de verantwoordelijke
schoorsteenveger zijn toestemming geven.
4.
Bij gebruik van de afzuigkap met luchtafvoer en gelijktijdig gebruik van vuurhaarden met schoor-
steen (bijv. verwarmingsapparaten op gas, olie of steenkool, doorstroomverwarmers, boilers) moet
ervoor worden gezorgd dat de vuurhaard voldoende luchttoevoer voor de verbranding krijgt. De
onderdruk in de opstellingsruimte van de vuurhaard mag niet minder dan 4 PA (0,04 mbar) bedra-
gen. Dat is mogelijk als verse lucht kan binnenkomen. Voor de beoordeling moet altijd met het
geheel van de beluchting in de woning worden rekening gehouden.
Bij recirculatie is het gebruik van de afzuigkap zondermeer mogelijk.
5.
Boven een vuurhaard voor vaste brandstoffen, waarvan brandgevaar (bijv. vonkenregen) kan uit-
gaan, is de montage van de afzuigkap alleen toegelaten als de vuurhaard een gesloten, niet
afneembare afdekking heeft.
Aleen voor intern gebruik
5