6
Installatie van de leidingen
6.1
Koelmiddelleiding voorbereiden
6.1.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
VOORZICHTIG
De leidingen en verbindingen van een split-systeem binnen
een bewoonde ruimte moeten worden uitgevoerd met
permanente verbindingen, behalve verbindingen die de
leidingen rechtstreeks op de binnenunits aansluiten.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor de
koelmiddelleidingen.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de
buitenunits:
Klasse
Buitendiameter leiding (mm)
Vloeistofleiding
60
71
Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Leidingmateriaal: met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
6,4 mm (1/4")
Gegloeid (O)
12,7 mm (1/2")
15,9 mm (5/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
6.1.2
Isolatie van de koelmiddelleidingen
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte:
Buitendiameter
Binnendiameter
leiding (Ø
)
isolatie (Ø
p
6,4 mm (1/4")
8~10 mm
12,7 mm (1/2")
14~16 mm
15,9 mm (5/8")
16~20 mm
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
FTXM60~71A2V1B
Daikin kamerairconditioner
3P697375-10K – 2024.01
Gasleiding
Ø6,4
Ø12,7
Ø6,4
Ø15,9
(a)
Dikte (t)
Ø
≥0,8 mm
≥1 mm
Isolatiedikte (t)
)
i
≥10 mm
≥13 mm
≥13 mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid
meer dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm
dik zijn om condensatie op het oppervlak van de isolatie te
voorkomen.
6.2
Koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
6.2.1
Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten
WAARSCHUWING:
MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
1 Sluit de koelmiddelleiding met flareverbindingen aan op de
unit.
2 Wikkel vinyl tape rond de aansluiting van de koelmiddelleiding
en overlap telkens met minstens de helft van de tape. Houd de
naad van de thermische leidingisolatie aan de bovenkant.
Wikkel de tape niet te strak.
a
Thermische leidingisolatie (aan de kant van de
binnenunit)
b
Flareverbindingen
c
Vloeistofleiding (met isolatie) (lokaal te voorzien)
d
Gasleiding (met isolatie) (lokaal te voorzien)
e
Naad van de thermische leidingisolatie naar boven
f
Vinyl tape (lokaal te voorzien)
3 Isoleer de koelmiddelleiding, de kabel tussen de units en de
t
afvoerslang
op
koelmiddelleiding en kabel tussen de units
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd.
Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
6.2.2
Verbindingen van koelmiddelleidingen
controleren op lekkage na het vullen van
koelmiddel
1 Voer
de
lektesten
montagehandleiding van de buitenunit.
2 Vul met koelmiddel.
3 Controleer op koelmiddellekken na het vullen (zie hieronder).
Dichtheidstest van lokaal gemaakte koelmiddelverbindingen
binnen
1 Gebruik een lektestmethode met een minimum gevoeligheid
van 5 g koelmiddel/jaar. Testlekken met een druk van minstens
0,25 keer de maximale bedrijfsdruk (zie "PS High" op het
naamplaatje van de unit).
Wanneer een lek is gedetecteerd
1 Tap het koelmiddel af, repareer de verbinding en herhaal de
test.
6 Installatie van de leidingen
MATIG
ONTVLAMBAAR
a
b
c d
e
f
de
binnenunit:
Zie
"8.1 Afvoerleiding,
isoleren" [ 4 9].
uit
volgens
de
instructies
Montagehandleiding
e
in
de
7