Gevaar! De netstekker mag alleen door een gekwali-
ficeerde elektricien worden vervangen.
Aansluiten van de laskabels (afb. E)
Gevaar! Sluit de laskabels (9+10) alleen aan als het
apparaat is losgekoppeld!
Sluit de laskabels aan zoals aangegeven in afb. E.
Sluit hiervoor de twee stekkers van de elektrode-
houder (9) en de aardklem (10) met de bijbehorende
snelkoppelingen (6/7) aan en vergrendel de stekkers
door ze met de wijzers van de klok mee te draaien.
De kabel met de elektrodehouder (9) is normaal ge-
sproken verbonden met de pluspool (6), de kabel met
de aardklem (10) met de minpool (7).
Lasvoorbereidingen
De aardklem (10) wordt rechtstreeks bevestigd aan
het lasstuk of aan de basis waarop het lasstuk wordt
geplaatst.
Let op, zorg ervoor dat er direct contact is met het
lasstuk. Vermijd daarom geverfde oppervlakken en/
of isolatiemateriaal.
De kabel van de elektrodehouder heeft een speciale
klem aan het uiteinde die dient om de elektrode vast
te klemmen.
Tijdens het lassen moet de lasbeschermingsplaat al-
tijd worden gebruikt. Het beschermt de ogen tegen
de lichtstraling die door de vlamboog wordt gegene-
reerd en laat nog altijd een nauwkeurig zicht op het
lasmetaal toe.
9. In gebruik nemen
In-/uitschakelen (afb. A)
Schakel het apparaat in door de aan/uit-schakelaar
(1) op "I" te zetten.
Het controlelampje voor de werking (4) begint te
branden.
Schakel het apparaat uit door de aan/uit-schakelaar
(1) op "0" te zetten.
Het controlelampje voor de werking (4) gaat uit.
Lassen (afb. A + E)
Voer alle elektrische aansluitingen voor de stroom-
voorziening en het lascircuit uit. De meeste mantele-
lektroden worden aangesloten op de pluspool. Er zijn
echter enkele soorten elektroden die op de minpool
worden aangesloten. Volg de instructies van de fabri-
kant met betrekking tot het type elektrode en de juiste
polariteit. Pas de laskabels (9/10) aan de betreffende
snelkoppelingen (6/7) aan.
Bevestig nu het onverwarmde uiteinde van de elek-
trode in de elektrodehouder (9) en sluit de aardklem
(10) aan op het lasstuk. Let hierbij op dat er sprake is
van een goed elektrisch contact. Schakel het appa-
raat in en stel de lasstroom op de potentiometer (2) in
op basis van de gebruikte elektrode.
64 | NL
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
Houd de beschermingsplaat voor uw gezicht en wrijf
de elektrode-uiteinde op het lasstuk zodat u een be-
weging uitvoert die lijkt op het aansteken van een
lucifer. Dit is de beste manier om een vlamboog te
ontsteken.
Test op een proefstukje of u de juiste elektrode en
stroomsterkte heeft geselecteerd.
Elektrode Ø (mm)
Lasstroom (A)
1,6
40 - 50 A
2
40 - 80 A
2,5
60 - 110 A
3,2
80 - 130 A
4,0
120 - 160 A
Aanwijzing!
Het werkstuk niet met de elektrode deppen, dit kan
schade veroorzaken en het moeilijk maken om de
vlamboog te ontsteken.
Zodra de vlamboog is ontstoken, probeert u een af-
stand tot het werkstuk te bewaren die overeenkomt
met de gebruikte elektrodediameter. De afstand moet
tijdens het lassen zo constant mogelijk blijven. De
schuinte van de elektrode in de werkrichting moet
20/30 graden zijn.
Gebruik altijd een tang om gebruikte elektroden te
verwijderen of om vlakke gelaste stukken te verplaat-
sen. Houd er rekening mee dat de elektrodehouders
(9) na het lassen altijd in een geïsoleerde positie
moeten worden geplaatst.
De slak mag pas na afkoeling uit de naad worden
verwijderd. Als een las wordt voortgezet bij een on-
derbroken las, moet de slak op het bevestigingspunt
eerst worden verwijderd.
Oververhittingsbeveiliging
Het lasapparaat is uitgerust met een oververhittings-
beveiliging, die de lastransformator beschermt te-
gen oververhitting. Als de oververhittingsbeveiliging
wordt geactiveerd, gaat het controlelampje (5) op uw
apparaat branden. Laat het lasapparaat enige tijd af-
koelen.
Vervangen van netkabel
Gevaar!
Wanneer het netsnoer van dit apparaat beschadigd
raakt, moet deze door de fabrikant, diens service-
dienst of door een soortgelijk gekwalificeerde per-
soon vervangen worden om gevaar te vermijden.