BESCHRIJVING VAN DE WERKING
Bediening
De stroomtoevoer naar de unit kan indien nodig gecontroleerd worden met een contact op het verdeelbord, bijv. met een tijdschakelaar. Na het
starten zal de unit eerst op een minimumstand werken. Hierna zal de snelheid aangepast worden aan ofwel de meeting van de diverse
sensoren, ofwel via het met de hand ingestelde bedieningspaneel.
Instelling van de ventilatorsnelheid
Manuele instelling
De ventilatorsnelheid wordt geregeld via de 8 verschillende standen op het bedieningspaneel.
Week- dag- en uurprogramma
De ventilatorsnelheid wordt geregeld via de 8 verschillende standen die kunnen worden geprogrammeerd via het uurprogramma.
Voor elk moment van de dag kan er gedurende één volledige week een vast programma worden gekozen.
CO2 en vochtigheidssturing
De ventilatorstand wordt geregeld via de verschillende stappen via de voorgeprogrammeerde waarden van de CO2 en/of vochtigheidssensoren
die geplaatst werden in de te ventileren zone. De doelstelling bestaat erin om de CO2 en de%RH onder de
tijdelijk meer te ventileren. De ventilator snelheid zal steeds afhangen van de waarde CO2 en %RH. De maximum en minimum stand kan ook op
voorhand worden vastgelegd. Eén of meer manieren van bediening kunnen tegelijkertijd worden gebruikt—Indien er gevraagd wordt om met een
boosting te ventileren, dan krijgt deze steeds de voorrang.
Bediening via een spanningsignaal of een stroomsignaal
De mogelijkheden van de ventilator worden bepaald door 8 verschillende standen met een spanningsignaal tussen 0...10 V EC of via een
stroomsignaal van 0 ...20m A. Maar toch kan het vermogen van de ventilator niet boven de maximale stand uitstijgen. Een spanning of
stroomsignaal wordt gebruikt voor de minimum snelheid. Een manuele controle en een aanpassingen via een CO2 of vochtigheidssensor
kunnen de ventilator in stand verhogen, maar niet verlagen.
Spanning en stroomsignaal (keuze via het moederbord)
Spanningswaarde voor elke snelheid: Stroomsignaal voor elke snelheid:
0
0,20 ... 1,25
1
1,75 ... 2,25
2
2,75 ... 3,25
3
3,75 ... 4,25
4
4,75 ... 5,25
5
5,75 ... 6,25
6
6,75 ... 7,25
7
7,75 ... 8,25
8
8,75 ... 10,00
Luchttoevoertemperatuur
De luchttoevoertemperatuur kan bepaald worden door zowel een constante temperatuur meting als de een opeenvolging van verschillende
bedieningen (cascade)
Luchttoevoertemperatuur via constante meting
De bediening stuurt de werking van de voorverwarming LP2 aan op basis van de metingen van de temp. sensor TE2, met het doel om de
luchttoevoertemperatuur te houden zoals ingegeven op het bedieningspaneel (+10...+30°C).
Luchttoevoertemperatuur via sturing in cascade
De bediening stuurt de werking van de voorverwarming LP2 aan op basis van de metingen van de luchtafvoersensor TE4, met het doel om de
luchtafvoertemperatuur op een waarde te houden die via het bedieningspaneel werd ingegeven (+10...+30°C).
12
Wij houden ons het recht voor om zonder aankondiging wijzigingen op deze pagina aan te brengen
Vallox 90 SE
V EC
0
0,5 ... 2,5
V EC
1
3,5 ... 4,5
V EC
2
5,5 ... 6,5
V EC
3
7,5 ... 8,5
V EC
4
9,5 .... 10,5 mA
V EC
5
11,5 ... 12,5 mA
V EC
6
13,5 ... 14,5 mA
V EC
7
15,5 ... 16,5 mA
V EC
8
17,5 ... 20,0 mA
info@klimacomfort.be
- www.klimacomfort.be
Tel. +32 9 385.69.33
ingestelde waarde te houden door
mA
mA
mA
mA