13
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 VOORAFGAANDE CONTROLES
f
Alle elektrische aansluitingen moeten tot stand
worden gebracht terwijl de netspanning uitgescha-
keld en de bufferbatterij (als deze aanwezig is in de
automatisering) losgekoppeld is.
a
De aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door
gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Doe het volgende om de elektrische aansluitingen tot stand te
brengen:
1.
verwijder de schroeven en verwijder het beschermende dek-
sel (A)
14
2.
voer de voedingskabel door het eerder geboorde gat in de
veerhouder-as
3.
als de reductiemotor voorzien is van een elektrische rem,
steek dan de huls van de rem door het tweede gat in de
veerhouder-as
8 – NEDERLANDS
A
B
A
15
4.
breng de aansluitingen tot stand volgens de aanwijzingen in
"Afbeelding 16"
5.
als de aansluitingen tot stand zijn gebracht, vergrendelt u
de voedingskabel door het beschermende deksel (A) op zijn
plaats vast te draaien.
4.2 SCHEMA EN BESCHRIJVING VAN DE
AANSLUITINGEN
16
A
A Aansluitklem ingangen netvoeding
B Knoppen handmatige bediening
C Omnipolaire inrichting
B
L
N
C
230 Vac
50 Hz