STANDAARD INSTELLING: regeling op basis van een vaste instelling
(technische parameter t01 = 0)
Wanneer de verwarmingscyclus door de kamerthermostaat wordt
geactiveerd, wordt de circulatiepomp ingeschakeld en wordt de
modulerende klep geleidelijk geopend totdat de setpoint-temperatuur
is bereikt. Bij de modellen met hoge temperatuur (SATK2230. -
SATK2240.) de klep is tot de maximaal toelaatbare stand geopend
(zie 'debietbegrenzing primair circuit' op pag. 14).
Na de verwarmingscyclus wordt de circulatiepomp gestopt en wordt
de modulerende klep weer gesloten. De actieve verwarmingscyclus
wordt gesignaleerd door het knipperende symbool
Instelling aanvoertemperatuur (SATK2210. en SATK2220.)
Druk voor de instelling van de aanvoertemperatuur herhaaldelijk op de
toets <SET> tot het rode omcirkelde symbool verschijnt. Gebruik de
knop <R> om de waarde te wijzigen.
Het bereik van de aanvoertemperatuur is:
25÷45°C voor SATK2210. (LAGE temperatuur)
45÷75°C voor SATK2220. (MIDDELHOGEtemperatuur)
OPTIONELE INSTELLING: limiet retourtemperatuur primair
circuit (technische parameter t01 =1)
Wanneer de verwarmingscyclus door de kamerthermostaat wordt
geactiveerd, wordt de circulatiepomp ingeschakeld en wordt de
modulerende klep geleidelijk geopend totdat de setpoint-temperatuur is
bereikt (bij SATK2230. en SATK2240. wordt de klep volledig geopend tot
de maximaal toelaatbare stand), als de retourtemperatuur lager is dan of
gelijk is aan de ingestelde limiet. Als niet aan deze voorwaarde wordt
voldaan bij distributie-units die de aanvoertemperatuur regelen,
(SATK2210. en SATK2220.) dan is de aanvoer beperkt (maximaal 15°C
bij SATK2220., en maximaal 3°C bij SATK2210.), zodat de
retourtemperatuur weer binnen de limieten wordt gebracht. Bij
SATK2230. en SATK2240. Wordt het circulerende debiet gereduceerd.
Als de functie in werking treedt, verschijnt op het display het symbool .
Druk voor de instelling van de retourtemperatuur herhaaldelijk op de toets
<SET> tot het groene omcirkelde symbool verschijnt. Gebruik de knop
<R> om de waarde te wijzigen (*).
Het bereik van de retourtemperatuur is:
15–42°C
voor SATK2210. (LAGE temperatuur)
30-70°C
voor SATK2220. (MIDDELHOGEtemperatuur)
OPTIONELE
INSTELLING:
gecompenseerde vaste instelling (technische parameter t01 = 2)
(SATK2210. en SATK2220.)
Als de functie is ingeschakeld, wordt de aanvoertemperatuur gewijzigd (±
10°C ten opzichte van de ingestelde setpoint als de distributie-unit met een
HOGE temperatuur is, ±3°C als hij met een LAGE temperatuur is),
afhankelijk van de temperatuur die door de retoursensor is gemeten, zodat
deze constant wordt gehouden. Hierdoor worden de werkelijke
warmteopbrengst van de dekvloer en, als gevolg daarvan, de thermische
omgevingsbelasting onder controle gehouden. De thermische reactietijd
van het systeem wordt op deze wijze tot een minimum teruggebracht.
De
functie
mag
niet
worden
thermostaatknoppen.
Als de functie is ingesteld, wordt op het display het symbool
OPTIONELE
INSTELLING:
(technische parameter t01 = 3) (SATK2210. en SATK2220.)
Wanneer de functie is ingeschakeld, wordt de aanvoertemperatuur
berekend op basis van de temperatuur die door de externe sensor is
gemeten, volgens de hieronder getoonde curve.
Op het display wordt het symbool
MAX
k = 2.5
k = 2.0
k = 1.5
k = 1.0
k = 0.5
k = 0.0
MIN
-20
-15
-10
-5
0
T MAX is de ingestelde setpoint
T MIN is 45°C voor distributie-unit met HOGE temperatuur, 25°C voor LAGE temperatuur.
Verwarmingsfunctie
.
modulerende
regeling
gebruikt
in
combinatie
weergegeven.
weersafhankelijke
regeling
weergegeven.
k = 3.0
5
10
15
20
25
30
buiten (°C)
met
met
(*) als deze setpoints niet kunnen worden gewijzigd, moet in het
technische menu (zie 'toegang technisch menu' hieronder) de
parameter t07 worden ingesteld op de waarde 0. De parameter t07 =
1 'bevriest' de operationele setpoints van de distributie-unit om
onbewuste wijzigingen door de gebruiker te voorkomen.
12