1.6 Voorzorgsmaatregelen
1. Pompgebruikers moeten meer dan 4 bloedglucosespiegelmetingen per dag
uitvoeren, en moeten beschikken over visuele en auditieve vermogens om
pompalarmen waar te nemen.
2. Controleer regelmatig of de schermweergave wordt ingeschakeld, dat u de
pieptonen kunt horen en de trillingen kunt voelen. Als deze functies niet
werken, moet u het gebruik van de pomp stoppen en contact opnemen met een
zorgverlener of met de technische ondersteuning van de lokale distributeur van
de insulinepomp.
3.
Patiënten mogen de behuizing van de pomp niet openen en geen interne
onderdelen vastpakken.
4.
De Diabecare DANA-i insulinepomp is bedoeld voor gebruik met een
gepatenteerde infusieset, reservoir en andere accessoires zoals in deze
handleiding zijn weergegeven. Gebruik deze pomp NIET met willekeurige
andere infusiesystemen of accessoires.
5. Druk op de knoppen met uw vingertop. Gebruik GEEN vingernagels of scherpe
voorwerpen.
6.
De insulinepomp wordt geleverd met standaard fabrieksinstellingen en
alarmen, maximale dagelijkse totalen, doseringen voor basale en bolus. Deze
instellingen kunnen worden gewijzigd door een professionele zorgverlener.
7.
De pomp is geïndiceerd voor gebruik met U-100 insuline. De andere
insulinesoorten zijn niet getest en zijn mogelijk niet compatibel voor gebruik
met de Diabecare DANA-i insulinepomp.
8.
Vervang het reservoir en de infusieset regelmatig zoals aanbevolen door uw
zorgverlener. Gebruik het apparaat NIET langer dan de bedoelde periode.
9.
Controleer de houdbaarheidsdatums en gooi accessoires weg waarvan de
houdbaarheidsdatum is verstreken.
7
Alarm glucosecontrole
Maximaal dagelijks totaal
Maximale dagelijkse bolus
Maximaal basaal
0 min
80 eenh.
40 eenh.
3,3 u/h