Code
L.p.
Geluid
fout
Lang
10.
E42
signaa
l
Lang
11.
E5
signaa
l
Lang
12.
E6
signaa
l
Lang
13.
E7
signaa
l
Lang
14.
E8
signaa
l
Lang
15.
E9
signaa
l
Lang
16.
E10
signaa
l
Lang
17.
E11
signaa
l
Lang
18.
E12
signaa
l
Lang
19.
E99
signaa
l
8.
CONSERVATIE
De volgende onderdelen moeten regelmatig worden gecontroleerd en vervangen:
PREMIUM LIJN AUTOCLAAF
LFSS12AA (LCD) | LFSS18AA (LCD) | LFSS23AA (LCD)
Huidige status
Na 8 minuten verwarmen is
de temperatuur van de
stoomgenerator
is <110°C; Verwarmer
(verwarmingsstaaf)
defect is.
Aan het einde van het
sterilisatieproces, na 10 minuten
drukontlasting, is de druk in de
kamer
is nog steeds hoger dan 0,5 bar;
onjuiste
luchtuitlaat/luchtafvoerventiel
defect is.
De deur is open tijdens gebruik
apparaat; De deursensor is
defect.
De plaatselijke luchtdruk is
<70kPa
Tijdens het genereren van
vacuüm stijgt de temperatuur
elke 5 minuten met <3°C.
Temperatuur stijgt te snel.
Tijdens sterilisatie is de druk -0,3
bar lager
van de beoogde druk.
Elektrisch slot
is in een ontoereikende
(slechte) staat.
Elektrisch slot
is in een ontoereikende
(slechte) staat.
Vacuüm bereikt geen -
70kPa tijdens het uitvoeren
van het programma; 2-
voudige vacuümopwekking
in plaats van
3 keer vereist.
Communicatiefout (onjuist
communicatie) tussen
de CPU-module.
Oorzaak
Het
verwarmingselement
in de kamer is
defect.
De uitlaat van het
magneetventiel is
geblokkeerd.
De deursensor is defect.
De plaatselijke luchtdruk is te
laag. Onvoldoende
luchtdruk.
Lekkage - luchtinfiltratie.
Geen water in de tank.
Geen water in de tank. Het
verwarmingselement van
de stoomgenerator is
defect.
Waterpomp
in het water)
is beschadigd.
Het elektrische slot is
defect.
Bedieningspaneel
defect is.
Het elektrische slot is
defect.
Bedieningspaneel
defect is.
De vacuümpomp is
defect.
De ventilator is defect.
Verbinding verbroken.
Communicatie verloren
tussen CPU-module.
HANDLEIDING
Mogelijke oplossingen
Controleer de verwarmingsstaaf.
Controleer de waterafvoerklep.
Controleer de deursensor.
Lokale druk
ongeschikt is voor de werking
van het a p p a r a a t , mag
het apparaat niet onder deze
omstandigheden
worden
gebruikt. Pas de druk aan
(zie paragraaf 5.2).
Controleer de
waterpomp. Controleer
de verwarmingsstang.
Controleer de besturingskaart.
Controleer het waterpeil
in de tank.
Controleer het
verwarmingselement, de
waterpomp en het waterpeil in de
tank.
Controleer de elektrische
vergrendeling. Controleer de
besturingskaart.
Controleer de elektrische
vergrendeling. Controleer de
besturingskaart.
Controleer de vacuümpomp.
Controleer het moederbord.
Controleer de
processor/processorinstallatie.
20
| S t r o n
g