Selecteer de wascyclus die geschikt is voor het type vaatwerk met de PROGRAMMAKEUZEKNOP
(3); met de knop ingedrukt wordt de kortste cyclus geactiveerd (Afb.4).
Druk op de STARTKNOP (3) om de automatische start te activeren (Afb.6).
Doe de klep omlaag, de cyclus begint automatisch en de led CYCLUS BEZIG (5) begint te knipperen.
Nadat de cyclus voltooid is, gaat de led CYCLUS BEZIG (5) uit.
De volgende cycli worden eenvoudig geactiveerd door de klep dicht te doen.
Om het drogen te versnellen moet het rek na het afwasprogramma meteen uit de machine getrokken
worden.
Om de wascyclus eerder te beëindigen, druk op de STARTKNOP (3).
Zet de was- en sproeiarmen zodanig dat ze een rechte hoek vormen met de deurrand (Afb.7).
Til iedere filterhelft op aan zijn handgreep.
Zet de machine uit.
Verwijder het ingebouwde filter, als dat aanwezig is (Afb.7 A).
Haal de overloopbeveiliging weg door hem naar boven te trekken (Afb.8 B),
Wacht tot de bak helemaal leeg is.
Verwijder indien nodig het filter van de bak en maak het schoon (Afb.8 C).
Zet de machine uit.
Verwijder het ingebouwde filter, als dat aanwezig is (Afb.7 A).
Haal indien aanwezig de overloopbeveiliging weg door hem naar boven te trekken (Afb. 9).
De overloopbeveiliging is niet aanwezig in uitvoeringen met gedeeltelijke afvoer.
Doe de deur weer dicht.
Druk enkele seconden op de AFPOMPKNOP (2) om de cyclus te starten;
De afpompcyclus wordt aangeduid doordat de VOEDINGSLED (5) gaat branden en de led CYCLUS
BEZIG (6) begint te knipperen.
De machine voert de afpompcyclus uit en aan het einde hiervan schakelt de machine uit.
Verwijder indien nodig het filter van de bak en maak het schoon (Afb.8 C).
Druk op de ON/OFF-knop (1), de VOEDINGSLED (5) blijft knipperend branden om aan te geven dat er
spanning aanwezig is.
Bij machines met interne ontharder moet regelmatig een regeneratiecyclus worden uitgevoerd om de juiste
werking van de ontharder zelf te herstellen. Het aantal cycli tussen de ene regeneratie en de volgende
moet worden bepaald op basis van de waterhardheid in het gebied waar de afwasmachine is geïnstalleerd,
volgens de onderstaande tabel:
dH
°F
N° Cicli
6
10
160
7
12
150
8
14
140
9
16
130
10
18
120
11
20
110
12
21
100
HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
dH
°F
N° Cicli
13
23
90
14
25
80
15
27
70
16
29
60
17
30
50
18
32
40
19
34
30
4.4.2
4.5 Het ingebouwde filter verwijderen
4.6 De machine legen
4.6.1
Machines zonder afvoerpomp
4.6.2
Machines met afvoercyclus (*optional)
4.7 De machine uitschakelen
4.8 De harsen regenereren (*optional)
NL
Afwasmachine met klep
Pag. 7 van 10