4.5 De Interface Unit;
Speciaal ontworpen module om de heaters op andere installaties aan te kunnen sluiten. Deze
unit heeft bijvoorbeeld ingangen voor: Brander Aan-uit, Ventileren aan/uit en een Reset functie
in geval van een storing. Uitgangen zijn beschikbaar voor
bijvoorbeeld een storing signaal en een in bedrijf signaal. Deze unit
kan tot 8 heaters tegelijk aansturen.
Gelet moet worden op:
• Elk toestel moet een eigen nummer krijgen (in te stellen met de
microschakelaar in het toestel). Het nummer van de
microschakelaar welke naar boven staat, dat is het nummer voor het
desbetreffende toestel.
• Op alle toestellen moet de microschakelaar S3 op 0 (uit) staan.
Indien deze instellingen niet juist gemaakt zijn kunnen de heaters
niet goed functioneren en kunnen er defecten ontstaan aan heaters
of aansturing, ook al lijkt het in eerste instantie dat de installatie wel werkt.!
Het veranderen van de instelling van deze schakelaartjes moet bij een spanningsloos toestel
gebeuren. Anders wordt de verandering niet herkend door het toestel.
4.5.1 Thermostaat Bekabeling
In alle gevallen vindt de aansturing van het toestel plaats middels een twee-draads zwakstroom
bussysteem, Gebruik altijd de juiste bekabeling voor de thermostaat.
Specificaties: Signaal kabel, 1x2x0,8mm (afgeschermd en getwist), Maximale lengte 200 meter
Als de bekabeling te dun gekozen wordt zal het signaal te zwak zijn.
Als de bekabeling niet afgeschermd of getwist is, kunnen er EMC invloeden optreden bij
langere lengtes.
Houdt de thermostaat bekabeling altijd gescheiden van voedingskabels en andere 230V kabels.
Het niet volgen van deze richtlijnen kan ertoe leiden dat de installatie slecht functioneert en kan
eventueel zelfs leiden tot een defect in het toestel of thermostaat.
4.6 Controle voor het in bedrijf nemen
Voordat het toestel in bedrijf wordt genomen is het noodzakelijk om de installatie op de
volgende punten te controleren.
• Bedrading, Zorg eerst dat de heater spanningsloos is door de stekker uit de contactdoos
te nemen en kijk dan of de verbinding in orde is en de draden goed vastzitten.
• Lekdichtheid, Open de olietoevoer en kijk of de leidingen lekvrij zijn.
• Netspanning, Controleer of de netspanning voldoende is
• Doorstroming transport- en verbrandingslucht, Controleer of de afvoer van transport- en
verbrandingslucht vrij is van obstakels. Op deze manier voorkomt u dat de heater blijft
werken terwijl de afvoer van lucht geblokkeerd is.
• Olie druk, Als de oliedruk op de nozzle te laag of te hoog is, werkt de heater niet; zie
oliedruk meten / instellen
• Vlamsignaal Vlamdetectie vindt in de heater plaats met een LDS fotocel: De LDS fotocel
meet de lichtsterkte van de vlam dat ontstaat als er een vlam aanwezig is. Als de
gemeten lichtsterkte van de vlam te laag is, werkt de heater niet.
• CO-waarde en CO2-gehalte in rookgas Te veel CO en/of CO2 in een ruimte kan
mensen, dieren en gewassen schaden. Controleer daarom altijd of de CO-waarde en
het CO2-gehalte in het rookgas dat de heater uitstoot, conform de voorschriften is; zie
Verbrandingswaarden meten (pag. .
• Algemene werking heater.
Installatie en gebruikshandleiding DXB heater
S2
S3
ON
0
1
1 2 3 4 5 6 7 8
ON
1
0
1 2 3 4 5 6 7 8
ON
0
1
1 2 3 4 5 6 7 8
pag 9