4.9 INSTRUCTIES VOOR VEILIGHEIDSGORDELS:
GEVAAR!
•
De heupgordel moet laag worden bevestigd over de
voorzijde van de heup, zodanig dat de hoek van de
heupgordel zich binnen de horizontale voorkeurszone
van 30 tot 75 graden bevindt.
•
Hoe groter de hoek binnen deze begrenzing, hoe
beter, maar de hoek mag nooit groter zijn dan 75
graden. (fig. 4.5).
De bovenlichaamgordel moet over de schouder en
diagonaal over de borst worden gedragen, zoals op de
afbeelding weergegeven fig. 4.6.
GEVAAR!
•
De gordels moeten zo strak mogelijk worden gebruikt,
maar moeten altijd comfortabel zijn voor de gebruiker.
•
Veiligheidsnetten mogen niet gedraaid zitten tijdens
gebruik.
•
Veiligheidsgordels moeten worden bevestigd aan de
"B" stang van het voertuig en mogen niet van het
lichaam afgehouden worden door bijvoorbeeld
armsteunen of bumpers, enzovoorts. (Fig. 4.7).
4.10 TRANSPORT - DE POSITIE VAN DE
VERANKERINGSBANDEN OP DE SCOOTMOBIEL:
Op het frame van de scootmobiel wordt door middel van
het symbool voor het verankeringspunt (fig. 4.8)
aangegeven waar de verankeringsbanden geplaatst
moeten worden.
Eerst worden de banden aan de voorzijde aangebracht,
om de scootmobiel vast te zetten. Vervolgens worden de
banden aan de achterzijde aangebracht en
strakgetrokken, om de scootmobiel te borgen (fig. 4.9).
De bevestigingspunten (beugels) van de scootmobiel
bevinden zich aan de voorkant van het hoofdframe onder
de boog van het voorwiel (fig. 4.10), en aan de
achterzijde van het frame onder de zitting (fig. 4.11).
In fig. 4.12 wordt getoond hoe de banden aan de voorste
beugels worden bevestigd, en in fig. 4.13 wordt getoond
hoe de banden aan de beugels aan de achterzijde
worden bevestigd.
12
Sterling Elite
XS-RS-Plus
2
Fig. 4.5
Fig.4.6
Fig. 4.7
Fig. 4.8