Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Cv-Regeling; Aan-Uit-Thermostaat; Adaptieve Regeling; Pid-Regeling - Bosch Tronic Heat 3500 Gebruiksinstructie

Verberg thumbnails Zie ook voor Tronic Heat 3500:
Inhoudsopgave

Advertenties

Bediening van de cv-installatie
4.3

CV-regeling

4.3.1

Aan-uit-thermostaat

De verwarming wordt geregeld door een in een referentieruimte geïnstal-
leerde kamerthermostaat, die het cv-toestel op basis van de gewenste
kamertemperatuur in- en uitschakelt. De temperatuur van de andere
ruimtes die door de cv-installatie worden gevoed, is afhankelijk van deze
thermostaat. De temperatuur van het cv-water in het cv-toestel wordt
geregeld door de ketelthermostaat. De radiatoren in de referentieruimte
moeten niet worden uitgerust met thermostaatkranen. Het is aan te
raden om de radiatoren buiten de referentieruimte uit te rusten met
thermostaatkranen, maar minstens twee radiatoren zonder ventielen te
laten (badkamer en referentieruimte).
Deze regeling is voorzien van een beveiliging tegen pendelen.
Dit betekent dat na het uitschakelen van het cv-toestel door
de thermostaat een minimale pauze wordt ingelast voordat het
cv-toestel weer wordt ingeschakeld.
Bij het inschakelen van de kamerthermostaat start het cv-toestel. Bij het
uitschakelen van de thermostaat wordt het gebruik van het cv-toestel
beëndigd. De pomp loopt volgens de gekozen nalooptijd na (par. PA01).
De aanvullende kamerthermostaat werkt op dezelfde manier als
de aan-uit-thermostaat. Als beide thermostaten zijn geïnstalleerd, wordt
het cv-toestel altijd ingeschakeld door een van de twee thermostaten,
maar beide moeten ze uitschakelen.
4.3.2

Adaptieve regeling

Deze regeling past het verwarmingsvermogen van het cv-toestel aan
de actuele behoefte van de cv-installatie aan, afhankelijk van het inscha-
kelen van het contact van de kamerthermostaat in overeenstemming met
de ingestelde temperatuur in de kamer. Voor deze functie moet een
kamerthermostaat aangesloten zijn. Afhankelijk van de duur van de
in- en uitschakeling van de kamerthermostaat verandert de adaptieve
regeling de snelheid van het schakelen van de verwarmingselementen.
Hoe korter de periodes van het gesloten en hoe langer de periodes van
het open contact van de kamerthermostaat zijn, hoe langzamer
de verdere verwarmingselementen inschakelen en vice versa. Dit is een
stapsgewijze regeling met een variabele, langzame start van
het vermogen van het cv-toestel.
4.3.3

PID-regeling

Deze regeling maakt een nauwkeurige regeling van de aanvoertempera-
tuur verwarming mogelijk. Afhankelijk van de veranderingen in deze
temperatuur worden de afzonderlijke verwarmingselementen zodanig
geschakeld dat de aanvoertemperatuur verwarming zo nauwkeurig
mogelijk wordt aangehouden. De regelaar kan ook met een kamerther-
mostaat werken. De parameters van de PID-regeling zijn vooraf
ingesteld, maar kunnen door een servicetechnicus worden gewijzigd op
basis van het gedrag van de cv-installatie.
4.3.4

Weersafhankelijke regeling

De weersafhankelijke regeling stelt de gewenste waarde van de aanvoer-
temperatuur verwarming overeenkomstig de buitentemperatuur in.
Als de buitentemperatuur hoger is, is de gewenste waarde voor
de aanvoertemperatuur verwarming lager; als de buitentemperatuur
lager is, is de aanvoertemperatuur verwarming hoger. Bij een correcte
instelling van de regeling is de temperatuur in het gebouw constant,
ongeacht de buitentemperatuur. De instelling van de parameters van
de regeling is afhankelijk van de stooklijn van het gebouw. De parameters
moeten worden aangepast aan het gebouw. De temperatuur in het
gebouw kan worden gewijzigd door de stooklijn parallel te laten lopen.
Voor een correcte functie van de regeling moet de buitentemperatuur-
sensor op de noordwand van het gebouw worden geplaatst en mag deze
niet worden blootgesteld aan de zon of andere warmtebronnen.
Als de EKR-module niet wordt gebruikt, wordt de externe sensor SEN2
van de ketelelektronica gebruikt voor de equithermische regeling en
wordt deze geactiveerd door parameter SE09=5. De regeling wordt
ingesteld voor parameter PA03=3.
12
Voorbeeld voor de instelling van de weersafhankelijk geregelde
stooklijn
y
y
90
90
1
1
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
3
3
20
20
10
10
-25
-25
-20
-20
-15
-15
-10
-10
-5
-5
Afb. 4
Weersafhankelijk geregeld stooklijn
[1]
1e punt van de stooklijn - max. aanvoertemperatuur verwarming
80 °C  SE42=80, bij min. buitentemperatuur -20 °C SE43=20
[2]
2e punt van de stooklijn - min. aanvoertemperatuur verwarming
20 °C  SE41=20, bij max. buitentemperatuur 20 °C
[3]
Verschuiving van de stooklijn [parameter PA05]
[4]
Berekende aanvoertemperatuur verwarming
x
Buitentemperatuur [°C]
y
Aanvoertemperatuur verwarming [°C]
4.4

Overige functies van het cv-toestel

4.4.1

Vorstbeveiligingsfunctie

De vorstbescherming van het cv-toestel is actief wanneer het cv-bedrijf
niet is geactiveerd. De instelling kan worden uitgeschakeld of de parame-
ters SE18 tot SE22 kunnen worden gewijzigd en zijn afhankelijk van
de temperatuur van de temperatuursensor. Als de voorwaarden voor
het inschakelen van de opwarming van het cv-water niet aanwezig zijn,
wordt de pomp bij het onderschrijden van 5°C ingeschakeld (bijv. als het
cv-toestel door het stuursignaal van de warmtedistributie wordt geblok-
keerd) en bij het stijgen boven 7°C uitgeschakeld (par. PA01).
Anders vindt de opwarming van het cv-water plaats:
• Bij een daling van de cv-watertemperatuur tot onder 3°C (par. SE19)
- worden centrale verwarming en cv-pomp ingeschakeld.
• Bij een stijging van de cv-watertemperatuur tot boven 7°C
(par. SE19+SE20) - worden centrale verwarming en pomp
uitgeschakeld (PA01).
• Bij een daling van de cv-watertemperatuur tot onder 1°C schakelt
het cv-toestel met vertraging uit (par. SE22) en op het display wordt
de storingsmelding Er07 getoond. De vorstbescherming is standaard
actief als de regeling van de warmtedistributie wordt uitgeschakeld
(contact energieleverancier) (de instelling moet eventueel met
de parameterwaarde SE21 worden gewijzigd).
De vorstbescherming kan bij gebruik van antivries in de cv-installatie
worden uitgeschakeld door de parameters SE18 op de waarde 0 in te
stellen. De vorstbeschermingsfunctie van de boiler kan worden
uitgeschakeld door de gewenste warmwatertemperatuur op
de minimumwaarde in te stellen.
Als de temperatuur in de boiler tot onder 0°C daalt, verschijnt
de storingsmelding Er08 op het display. Het verwarmen van het cv-water
wordt mogelijk, maar het verwarmen van het warmwater wordt gestopt
( hoofdstuk 8.2, blz. 18).
Tronic Heat 3500 – 6721825536 (2023/06)
4
4
2
2
x
x
0
0
5
5
10
10
15
15
20
20
25
25
0010013569-002
0010013569-002

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave