VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Elektrische veiligheid
De geldende veiligheidsvoorschriften moeten
worden nageleefd. De systeembeveiliging
die op de voeding van de lader is geïnstalleerd,
moet voldoen aan de elektrische kenmerken van
de lader. Het wordt aanbevolen om een geschikte
stroomonderbreker te installeren. Let er bij het
vervangen van zekeringen altijd op dat alleen
zekeringen van het aangegeven type en de juiste
nominale stroom worden gebruikt. Het is ten
strengste verboden om ongeschikte zekeringen
te gebruiken of de zekeringhouders kort te sluiten.
Deze apparatuur voldoet aan de veiligheidsnormen
van klasse 1, wat betekent dat het apparaat
geaard moet zijn en moet worden gevoed via
een geaard stopcontact. In het accucompartiment
geïntegreerde boordladers moeten voor een
correcte verbinding tussen het accuframe
en de massa van de lader zorgen.
Maak de apparatuur nooit open: Er kan nog
steeds hoge spanning aanwezig zijn, zelfs na
het uitschakelen van de lader.
Aanpassingen, onderhoud of reparaties aan de
apparatuur terwijl deze open is gemaakt, mogen
alleen worden uitgevoerd door een persoon die
hiertoe bevoegd is en die op de hoogte is van
de risico's.
Neem contact op met een van de getrainde
technici van het bedrijf als er een probleem
optreedt bij het in bedrijf stellen van de lader.
Aanbevelingen voor CAN-bus
Voor een goede datakwaliteit moeten bij elke CAN-
installatie de CAN-dataleidingen (CAN-H en CAN-L)
worden gelegd met kabels met getwiste aderparen.
De draad moet een karakteristieke impedantie
van 120 ohm hebben. Laat de voeding ook langs
de CAN-kabel lopen, bij voorkeur met een ander
getwist paar voor minimale gevoeligheid voor ruis.
Een algemene afscherming kan ook goed werken.
Kies bij voorkeur voor een 7 mm Devicenet CAN-
Dit apparaat is ontworpen voor gebruik
binnenshuis. Het is uitsluitend bedoeld voor het
opladen van loodzuuraccu's op industriële locaties.
Wanneer de apparatuur verouderd raakt, kunnen
de behuizingen en de andere interne componenten
door gespecialiseerde bedrijven worden afgevoerd.
De lokale wetgeving heeft voorrang op alle
instructies in dit document en moet nauwgezet
worden nageleefd (AEEA 2002/96 EG).
EnerSys behoudt zich het recht voor om te
allen tijde en zonder voorafgaande kennisgeving
verbeteringen en/of wijzigingen aan te brengen
aan het product dat in deze handleiding wordt
beschreven, en is onder geen enkele omstandigheid
verplicht om de inhoud van deze handleiding
of de betreffende apparatuur bij te werken.
Het productienummer van de apparatuur moet
worden opgegeven als er onderhoud nodig is.
Als de lader vóór gebruik moet worden
opgeslagen, moet dit zorgvuldig in de originele
verpakking gebeuren. Deze moet worden
opgeslagen op een schone en droge plaats bij
een gemiddelde temperatuur (20 °C tot +40 °C).
Apparatuur die wordt opgeslagen bij een
temperatuur van minder dan 15 °C moet geleidelijk
op bedrijfstemperatuur worden gebracht (over een
tijdsbestek van 24 uur) om elk risico te vermijden
dat condensatie elektrische storingen zou
veroorzaken (met name kortsluitingen).
bus 'dunne' kabel, met 24AWG (ongeveer 0,22 mm
– data) + 22AWG (ongeveer 0,34 mm
getwist paar en gevlochten afscherming. Met
deze kabel wordt uw installatie niet alleen robuust,
maar ook grotendeels ongevoelig voor ruis en
werkt deze met weinig spanningsval in de kabel
en betrouwbare CAN-communicatie. Bij andere
bekabeling ontstaan er doorgaans problemen
bij het gebruik.
²
– voeding),
²
5