Elektrische aansluiting van de hybride componenten
7
Elektrische aansluiting van de hybride compo-
nenten
▶ Elektrische kabels van de pompen en sensorkabels correct installe-
ren en door de betreffende openingen in de mantel van de warmte-
producent leiden (separatie installatiehandleiding van de
warmteproducent aanhouden).
▶ Respecteer de plaatselijke voorschriften.
▶ Componenten conform het aansluitschema van de elektronicamodu-
le aansluiten (separate installatiehandleiding, HM200.2).
8
Inbedrijfstelling en instelling van de installatie
Bij het ontwerpen van de installatie kunnen door de passende keuze van
de warmtebron en het woningstation de COP en de daaruit resulterende
jaarlijkse COP positief worden beïnvloed. Des te kleiner het verschil tus-
sen aanvoer- en warmteproducenttemperatuur (buitenlucht), des te be-
ter is de COP.
De beste COP resulteert bij hoge temperaturen van de warmtebron en
lage aanvoertemperaturen in het woningstation. Lage aanvoertempera-
turen zijn met name met oppervlakverwarming te realiseren.
Bovendien kan de COP door het installeren van de cv-pomp positief wor-
den beïnvloed. De instelling van de cv-pomp moet zodanig worden geko-
Totaal verwar-
Totaal aardalkaliën/totale hardheid van het vul- en bij-
mingsvermogen
[kW]
Q < 50
Q ≥ 50
Tabel 1 Tabel voor warmteproducent
3
V [m
]
3,00
2,80
2,60
2,40
2,20
2,00
1,80
1,60
1,40
1,20
1,00
0,80
0,60
0,40
0,20
0,00
0
Afb. 17 Grenzen voor waterbehandeling
A
Gebruik boven de curven gedemineraliseerd vulwater met een ge-
leidbaarheid ≤ 10 microS/cm
B
Onder de curven onbehandeld leidingwater conform de drinkwa-
terreglementering vullen
H
Waterhardheid
W
V
Watervolume over de gehele levensduur
10
vulwater
[°dH]
Voorwaarden conform afb. 17
Voorwaarden conform afb. 17
A
B
5
10
15
zen, dat de cv-pomp een lager watervolume transporteert dan de
hybride pomp. Daarvoor moet de cv-pomp in de kleinst mogelijke curve
worden gebruikt.
OPMERKING
Functiestoringen/storingsmeldingen bij de inbedrijfstelling!
Wanneer bij inbedrijfstelling van de installatie niet alle componenten zijn
geïnstalleerd en aangesloten, kan dit functiestoringen en storingsmel-
dingen tot gevolg hebben.
▶ Waarborg, dat alle installatiecomponenten zijn geïnstalleerd en aan-
gesloten.
8.1
Waterbehandeling en -kwaliteit – voorkomen van
schade in warmwater-verwarmingsinstallaties
Een slechte kwaliteit van het cv-water bevordert het vormen van slib en
corrosie. Dit kan functiestoringen en beschadiging van de systeemcom-
ponenten tot gevolg hebben, met name van de conventionele warmte-
producent en de condensor van de warmtepomp. Daarom moeten sterk
vervuilde cv-installaties voor het vullen grondig met leidingwater worden
gespoeld. Om schade door ketelsteenvorming te voorkomen kan, afhan-
kelijk van de hardheid van het vulwater, het installatievolume en het to-
tale vermogen van de installatie, een waterbehandeling nodig worden.
Maximale vul- en bijvulwater V
Voorwaarden conform afb. 17
Voorwaarden conform afb. 17
≤ 100 kW
≤ 50 kW
20
25
30
H
[°dH]
W
max
[ m³]
0010033490-001
HF-Set HYC40B – 6721877634 (2024/07)