All manuals and user guides at all-guides.com
• Als het alarm in- of uitgeschakeld moet worden, houdt u de toets "ALARM/ADJUST"
(16) gedurende 3 seconden ingedrukt. Bij ingeschakeld alarm verschijnt het symbool
"
".
• Druk kort op de toets "ALARM/ADJUST" (16) en naast de temperatuur verschijnt
"LO AL" op het scherm en de huidig ingestelde waarde voor de onderste luchtvoch-
tigheidsgrens knippert.
• Wijzig de knipperende waarde met de toets "MIN/MAX/-" (15) of "CHANNEL/+" (17).
Houd de overeenkomstige toets langere tijd ingedrukt voor een snelle afstelling.
• Als het alarm in- of uitgeschakeld moet worden, houdt u de toets "ALARM/ADJUST"
(16) gedurende 3 seconden ingedrukt. Bij ingeschakeld alarm verschijnt het symbool
"
".
• Druk kort op de toets "ALARM/ADJUST" (16) en de instelmodus wordt beëindigd.
Herhaal de bovengenoemde stappen voor elke buitensensor (of voor de bin-
nensensor) wanneer u bijkomende alarms wilt instellen, in- of uitschakelen.
b) Grenswaarden weergeven
Druk uitgaand van de normale weergave kort op de toets "ALARM/ADJUST" (16) om
tussen de volgende weergaven om te schakelen:
• Bovenste grenswaarde (weergave "HI AL" rechts naast de temperatuur/luchtvoch-
tigheid)
• Onderste grenswaarde (weergave "LO AL" rechts naast de temperatuur/luchtvoch-
tigheid)
• Huidige meetwaarden
Als er enkele seconden op geen enkele toets wordt gedrukt, verschijnen de
huidige meetwaarden automatisch.
c) Alarm is geactiveerd
Als de ingestelde grenswaarden worden overschreden, knippert het overeenkomstige
symbool en wordt een alarmtoon uitgegeven. Beëindig het alarm door kort op een wil-
lekeurige toets te drukken.
91