7.4
Storingsgedrag van apparatuur in het verbonden apparaatsystem
Storing bij het hoofdapparaat
Als er bij het hoofdapparaat een storing optreedt die systeemrelevant is (bijv. verzoeksignaal onderbro-
ken, externe veiligheidsketen geopend, enz.), wordt bij het hoofdapparaat een storing weergegeven en
wordt alle apparatuur in het verbonden apparaatsystem gestopt.
Als bij het hoofdapparaat een storing optreedt die niet systeemrelevant is (bijv. interne veiligheidsketen
ventilatieapparaat open, service nodig enz.), wordt bij het hoofdapparaat een storing weergegeven en
wordt het hoofdapparaat, afhankelijk van de ernst van de storing, gestopt. De overige apparatuur in het
verbonden apparaatsystem blijft normaal bevochtigen.
Storing bij het uitbreidingsapparaat
Als er bij een uitbreidingsapparaat een storing optreedt (bijv. externe veiligheidsketen geopend, service
nodig enz.), wordt bij het betreffende uitbreidingsapparaat een storing weergegeven en wordt het betref-
fende uitbreidingsapparaat, afhankelijk van de ernst van de storing, gestopt. Het hoofdapparaat geeft
een waarschuwing weer dat er een storing is opgetreden in een uitbreidingsapparaat in het verbonden
apparaatsystem. De bevochtiging bij het hoofdapparaat loopt normaal door.
Apparaten in het verbonden apparaatsystem onvindbaar
Als er geen apparaten kunnen worden gevonden in het verbonden apparaatsystem (bijv. apparaat is
uitgeschakeld, verbindingsproblemen enz.), wordt er bij het hoofdapparaat een waarschuwing weerge-
geven dat een uitbreidingsapparaat onvindbaar is in het verbonden apparaatsystem. De bevochtiging
bij het hoofdapparaat blijft normaal werken (tenzij het apparaat is uitgeschakeld).
Bij het betreffende uitbreidingsapparaat wordt een foutmelding weergegeven dat het hoofdapparaat
onvindbaar is en de bevochtiging wordt gestopt (tenzij het apparaat is uitgeschakeld). De overige uit-
breidingsapparaten in het verbonden apparaatsystem blijven normaal bevochtigen.
2612785-0 NL 2408
Storingsoplossing
75