Transport en opslag
Let op
Het apparaat kan beschadigd raken als het niet correct
wordt opgeslagen of getransporteerd.
De informatie m.b.t. het transport en de opslag van het
apparaat opvolgen.
Transport
Gebruik voor het transport van het apparaat de meegeleverde
tas, om het apparaat te beschermen tegen inwerkingen van
buitenaf.
Het apparaat is door de fabrikant zo goed mogelijk verpakt om
het tegen transportschade te beschermen.
Opslag
Houd bij het niet gebruiken van het apparaat rekening met de
volgende opslagcondities:
• droog en tegen vocht en hitte beschermd
• op een plaats die beschermd is tegen stof en direct
zonlicht
• evt. met een hoes beschermd tegen indringen van stof
• de opslagtemperatuur moet voldoen aan het in hoofdstuk
technische gegevens opgegeven bereik.
• batterijen verwijderen uit het apparaat
• Gebruik voor het opbergen van de apparaat indien mogelijk
de meegeleverde apparaattas.
Bediening
Batterij plaatsen
Let op
Zorg dat het oppervlak van het apparaat droog is en
het apparaat is uitgeschakeld.
22
23
NL
1. Open het batterijvak door het batterijvakdeksel (23) met
uw vingers open te klappen.
2. Verbind de nieuwe batterij met de juiste polen van de
batterijclip (22).
3. Plaats de batterij in het batterijvak.
4. Sluit het batterijvakdeksel.
Meting uitvoeren
Info
Houd er rekening mee dat bij het wisselen van de
gebruikslocatie van een koude naar een warme
omgeving condensvorming op de printplaat van het
apparaat kan ontstaan. Dit natuurkundig effect, dat niet
te voorkomen is, vervalst de meting. Het display toont
in dit geval geen of verkeerde meetwaarden. Wacht
enkele minuten tot het apparaat zich heeft ingesteld op
de gewijzigde omstandigheden, voordat u een meting
uitvoert.
• Zorg dat het te meten oppervlak vrij is van stof, vuil en
dergelijke substanties.
• Om bij sterk reflecterende oppervlakken een nauwkeuriger
meetresultaat te bereiken, voorziet u het van matte tape of
matzwarte verf met een zo hoog mogelijke en bekende
emissiegraad.
• Houd rekening met de verhouding 12:1 voor de afstand
t.o.v. meetvlekdiameter. Voor nauwkeurige metingen moet
het meetobject minimaal twee keer zo groot zijn dan de
meetvlek.
1. Richt het apparaat op het te meten object.
2. Druk op de meet-toets (6).
ð De meet-toets (6) ingedrukt houden, als u een langere
meting wilt uitvoeren.
ð Het apparaat schakelt in en voert een meting uit. Op het
display verschijnt de indicatie SCAN (17)
ð De actuele meetwaarde wordt op de
meetwaardeweergave (16) weergegeven.
3. De meet-toets (6) loslaten.
ð Het apparaat stopt de meting. Op het display verschijnt
de indicatie HOLD (18). Afhankelijk van de instelling van
het apparaat wordt daarnaast de maximale of minimale
waarde van de laatste meetcyclus weergegeven.
ð Het apparaat schakelt na ca. 8 seconden uit.
pyrometer BP21
7