• Sluit de deur.
Als de deur 60 seconden nadat het
geluidssignaal is uitgeschakeld nog
altijd open staat, wordt het alarm op
dezelfde manier weer ingeschakeld.
Alarm storing
Op het display verschijnt code
(behalve code
) of
of
: storing van het apparaat.
• Schakel het apparaat uit en neem contact
op met de technische assistentie.
Adviezen voor het conserveren
Witte wijnen
Witte wijn heeft over het algemeen een hogere
zuurgraad dan rode wijn en bevat minder
tannine. Om de kenmerken ervan beter te
kunnen waarderen, moet een zure drank over
het algemeen bij een iets lagere temperatuur
worden bewaard dan andere dranken en om
deze reden worden deze wijnen bij een
temperatuur tussen de 10°C en 14°C
bewaard.
Frisse en aromatische jonge witte wijnen kunnen
ook op een temperatuur van 10°C worden
geserveerd en de iets minder aromatische
soorten op 12°C. Zachte en rijpe witte wijnen,
verfijnd na een paar jaar in de fles, verdragen
hogere temperaturen beter en kunnen worden
geserveerd op een temperatuur van 12°C t/m
14°C.
Wanneer u een witte wijn op een hogere
temperatuur serveert zult u er de "zoete"
kenmerken van benadrukken, ten koste van de
typische gezochte en plezierige zuurheid en de
levendige en volle smaak van dit soort wijn.
Rosé's
Voor het serveren van rosé's gelden over het
algemeen dezelfde regels als voor witte wijnen.
U moet echter rekening houden met het
eventuele tanninegehalte van deze wijnen en
ze dus op een hogere temperatuur serveren om
ze niet al te "stroef" te maken. Jonge en frisse
rosé's moeten, afhankelijk van het
tanninegehalte, worden geserveerd op een
temperatuur tussen de 10°C en 12°C.
Stevigere en vollere, verfijndere soorten kunnen
echter bij een temperatuur tussen de 12°C en
14°C worden geserveerd.
91477B125/A
Rode wijnen
De juiste temperatuur om rode wijn mee te
serveren hangt af van tal van factoren, maar
vanwege hun "tannische" aard en hun lagere
zuurgraad ten opzichte van de witte wijnen,
worden ze gewoonlijk warmer geserveerd.
Jonge, weinig tannische rode wijnen worden
gewoonlijk geserveerd tussen de 14°C en
tot
16°C, met sommige vollere soorten op 16°C
en in uitzonderlijke gevallen zelfs 18°C.
of
of
Jonge tannische en weinig gestructureerde rode
wijnen, kunnen ook op een temperatuur van
tussen de 12°C en 14°C worden geserveerd
zonder "stroef" te blijken en toch plezierig te
blijven. Deze regel geldt voor de
"primeurwijnen" die, dankzij de speciale
vinificatietechniek weinig tannine bevatten en
koeler kunnen worden geserveerd dan andere
rode wijnen en toch aantrekkelijk zijn.
Mousserende wijnen
Gezien het aanzienlijke aantal soorten
mousserende wijnen heeft een algemeen
geldende regel voor alle wijnen weinig zin.
Zoete en aromatische mousserende wijnen
moeten worden geserveerd op een temperatuur
van 8°C. Dankzij hun aromatische karakter
verdragen ze namelijk lage temperaturen.
Rode mousserende wijnen, zoals Brachetto,
kunnen worden opgediend op een temperatuur
van 10°C tot 12°C. Ook in dit geval
verdragen de meer aromatische mousserende
wijnen lagere temperaturen, tot aan 8°C, terwijl
voor de meer tannische soorten de temperatuur
zal moeten worden verhoogd tot wel 14°C.
Droge mousserende wijnen van het
"Charmatproces" of "Martinottiproces", zoals
bijvoorbeeld enkele Prosecco's, kunnen worden
geserveerd op temperaturen van 8°C tot
10°C.
De mousserende wijnen van de "méthode
classique" en de "méthode Champenoise"
evenals Champagnes, verdienen een speciale
vermelding. Deze mousserende wijnen worden
over het algemeen op temperaturen van tussen
de 8°C en 10°C geserveerd. Belangrijke
wijnen van druiven uit één jaar of langdurig
verfijnde wijnen kunnen zelfs op 12°C worden
geserveerd om de ontwikkeling van de
complexe aroma's, die zich in de loop der jaren
langzaam en moeizaam hebben gevormd, te
bevorderen.
GEBRUIK - 107