2–3 Instellen van de materiaalverwarming
Algemene richtlijnen voor de juiste temperatuur
De keuze van de verwarmingstemperatuur wordt voornamelijk bepaald door het gebruikte materiaal en de printmode.
Ziehier een aantal tips voor een juiste instelling.
Algemene tips voor de instelling
Printverwarming
De bedoeling hiervan is voornamelijk te zorgen dat de inkt een betere grip op het materiaal heeft en dat er geen vegen
ontstaan.
Als de inkt begint te klonteren of als er sprake is van vegen, moet u een hogere temperatuur kiezen. Anderzijds kan een te
hoge temperatuur het materiaal beschadigen of ervoor zorgen dat het begint te kreukelen.
Droogverwarming
Als de inkt maar traag droogt, moet u de temperatuur verhogen. Anderzijds kan een te hoge temperatuur het materiaal
beschadigen of ervoor zorgen dat het begint te kreukelen.
Verband tussen de printmode en de temperatuur
Als er zelfs na het verhogen van de temperatuur nog sprake is van inktvegen, kiest u het best een printmode met een fijnere
resolutie. Omgekeerd moet u de temperatuur verhogen, wanneer u overstapt naar een snellere printmode.
Inktdekking
Het RIP-programma laat o.m. toe de inktdekking (hoeveelheid inkt) te wijzigen, wat mooiere resultaten kan opleveren.
Wijzig de inktdekking echter pas, wanneer u, na een hogere temperatuur gekozen te hebben, nog steeds te kampen hebt
met vegen.
Begin altijd met de voorgestelde temperatuurwaarden en kijk of u daarmee het gewenste resultaat
bereikt .
Op bepaalde plaatsen kan de temperatuur van de print- of droogverwarming boven de ingestelde
waarde liggen . Dat vormt echter geen probleem .
Omgevingstemperatuur van 20~32°C
Als u het apparaat op een plaats gebruikt waar de temperatuur minder dan 20°C bedraagt, vertonen bepaalde materiaaltypen
de neiging te golven. Verlaag de temperatuur van de materiaalverwarming dan met ongeveer 2°C.
Een optimale kwaliteit is maar mogelijk, wanneer de temperatuur van de opstellingsplaats 20~32°C bedraagt.
34