C.I.E. MD2400L
HANDLEIDING INSTALLATEUR
OPGELET:
• De nodige kortsluitisolatoren dienen overeenkomstig de eisen van de NBN S21-100 Deel 1 op het circuit in lusvorm te
worden voorzien.
• De aansluiting van de individuele modules is afhankelijk van de polariteit.
• Het maximale stroomverbruik is beperkt tot 100mA per XP95 netkaart (T240008).
• Op een XP95 netkaart (T240008) kunnen maximaal 5 adresseerbare sirenes worden aangesloten.
• Elke XP95 circuit in lusvorm kan maximaal 126 adressen bevatten.
• Volgens artikel 52.10 van het ARAB moeten de elektrische waarschuwings- en evacuatienetwerken gescheiden zijn
(sluit geen adresseerbare alarmsirene aan op hetzelfde circuit in lusvorm als de automatische detectoren).
• De XP95 netkaart hoge belasting (T240074) mag niet op een MD2400L centrale voor branddetectie worden gebruikt!
3.1.3 TE GEBRUIKEN TYPE KABEL VOOR DE XP95 CIRCUITS IN LUSVORM
Voor de circuits in lusvorm dient een afgeschermde kabel 1 paar te worden gebruikt waarvan de sectie afhankelijk is van
de totale lengte van de kabel:
• Tot 750 meter: 2x 0,8mm
• 750 tot 1500 meter: 2x 1,5mm²
• 1500m tot 2000 meter: 2x 2,5mm²
Het gebruik van FR2-Rf 1h kabel wordt bepaald door artikel 104 van het R.G.I.E., de norm NBN S21-100 Deel 1, de
basisnormen en/of elke andere vereiste die op de installatie van toepassing kan zijn.
De kabels dienen in de kast te worden binnengebracht en geplaatst zoals op het einde van dit document wordt aangegeven
(zie punt "6. Inbrengen van de bekabeling in de centrale), teneinde de elektromagnetische interferentie die door en op de
kabels kan worden veroorzaakt tot een minimum te beperken.
3.2 DE "I/O" BUS
De "I/O" bus is een externe bus die alle periferie beheert die op de MD2400L centrale voor branddetectie kan worden aangesloten.
3.2.1 MD2400 BEDIENINGSCONSOLE
De MD2400L centrale voor branddetectie is met een 7" kleuren Touch screen, geïntegreerd in het frontpaneel van de
behuizing, uitgerust. Het plaatsen van een bijkomende bedieningsconsole is bijgevolg geen noodzaak.
Opgelet: de MD2400L centrale voor branddetectie dient in dit geval echter wel aan de ingang van het gebouw, die
normaal door de brandweer wordt gebruikt, te worden opgesteld.
De bedieningsconsole maakt niet alleen de bediening van de basisfuncties (zoals "Stilte", "Reset" en "Evacuatie") en de
visualisatie van alarmen en storingen mogelijk, maar biedt ook de mogelijkheid om bepaalde instellingen te wijzigingen en
informatie weer te geven. De functies van de bedieningsconsole worden in de gebruikershandleiding beschreven.
Een "I/O" bus kan maximum 8 MD2400 bedieningsconsoles bevatten. Elke bedieningsconsole is binair gecodeerd door
middel van een DIP-switch. Ken elke bedieningsconsole een uniek adres toe dat zich tussen 1 en 8 bevindt.
De bedieningsconsole is beschikbaar in 2 versies: een redundante bedieningsconsole en een niet-redundante
bedieningsconsole. De keuze voor een redundante of niet-redundante bedieningsconsole wordt bepaald door de locatie.
De hoofdingang(en) naar het gebouw en de toegang gebruikt door de hulpdiensten (indien aanwezig) moeten met een
redundante periferie worden uitgerust.
Het aantal periferie modules dat op de redundante "I/O" bus van de MD2400L centrale voor branddetectie kan worden
aangesloten is beperkt tot maximum 2, maar wordt ook beperkt door de maximale stroom die de MD2400L centrale kan
leveren: maximum 500mA in rust of maximum 1000mA in alarm (totaal systeemverbruik).
De extra niet-redundante periferie modules moeten door middel van de optionele module "MD2400L RS485 sterbekabeling
I/O bus" (referentie 244241) op de MD2400L centrale worden aangesloten.
Wijzigingen kunnen zonder voorafgaande mededeling doorgevoerd worden.
- Infrastructure Safety
6
T +32 ( 0 ) 56 65 06 60 - www.limotec.be - BE 0425.267.497
244001-HI-001-V2_NL
6/04/2023
Limotec bv
Bosstraat 21, B-8570 Vichte