• Het MAG (expansievat) dient volgens DIN 4807-2 bere-
kend te worden en van een kapventiel volgens DIN EN
12828 voorzien te worden, zie de
groottes van expansievaten".
• Expansievaten moeten ten opzichte van de verwar-
mingsinstallatie afsluitbaar worden geplaatst - met vol-
doende afzekering tegen onbedoeld sluiten.
• Expansievaten moeten één keer per jaar worden onder-
houden.
• Aanname: max. mediumtemperatuur 95° C, overdruk-
ventiel 2,5 (3,0) bar, statische hoogte max. 8 m.
Minimale groottes van expansievaten
+ watervolume
Boilerinhoud
(geschatte
waarde)
350 l
150 l
450 l
150 l
550 l
150 l
650 l
150 l
750 l
200 l
950 l
200 l
1450 l
300 l
1850 l
300 l
*
Minimumvolume voor overdrukventielen met 2,5 bar (3 bar).
Voordruk expansievat (MAG) instellen
1. Voordruk van het expansievat met onderstaande for-
mule bepalen. Minstens echter 1,5 bar, maximaal 2,0
bar.
2. Aan het ventiel van het expansievat de voordruk afla-
ten of eventueel verhogen door met stikstof bij te vul-
len.
• Voordruk te gering:
Gevaar voor stoomvorming en binnendringen van
lucht stijgt.
• Voordruk te hoog:
Gevaar voor water- en daarmee drukverlies door
afblazen via de veiligheidsklep bij het bereiken
van de maximale bedrijfstemperatuur.
Voordruk expansievat [bar]
P
0
Hoogte van het hoogste punt van de verwarmingsradiatoren [m]
H
Hk
Hoogte van de voorraadvat-onderkant [m]
H
Sp
Veiligheidsklep in het verwarmingscircuit monteren
1. Veiligheidsklep dicht in de buurt van de voorraadboiler
in de verwarmings-aanvoer monteren, zie
hoofdstuk „Toebehoren", blz. 20..
2. Afblaasleiding aansluiten.
SOLVIS SolvisStrato · Technische wijzigingen voorbehouden 06.19 · MAL-SR-7-NL
tabel: "Minimale
Minimumvolu-
= totaal volume
me expansievat
*
500 l
50 l (50 l)
600 l
60 l (50 l)
700 l
70 l (60 l)
800 l
80 l (70 l)
950 l
90 l (80 l)
1150 l
110 l (100 l)
1750 l
180 l (150 l)
2150 l
220 l (180 l)
VOORZICHTIG
Gevaar bij verkeerd installeren van de veiligheids-
klep
Ontoelaatbare overdruk en ongecontroleerd ver-
lies van verwarmingswater mogelijk.
• In de veiligheidsleidingen mogen geen afsluiters
geïnstalleerd zijn.
• In de leidingen naar de veiligheidsklep mogen
geen vernauwingen aanwezig zijn, in het bijzon-
der de veiligheidsklep niet op de ontluchteraan-
sluiting monteren!
• De afblaasleiding van de veiligheidsklep moet
dusdanig uitgevoerd zijn, dat druktoeneming niet
mogelijk is.
• Uitstromend verwarmingswater moet zonder
gevaar en gecontroleerd vrij worden afgevoerd.
WAARSCHUWING
Als de veiligheidsklep gebruikt wordt
Door ontsnappende hete damp kunnen ernstige
brandwonden o.a. in het gezicht ontstaan.
• Altijd een afblaasleiding aanleggen van de veilig-
heidsklep naar een geschikte opvangbak.
5.2.3 Elektrische aansluiting
ATTENTIE
Criterea voor het leggen van kabels.
Storing of uitval van het verwarmingsinstallatie
mogelijk.
• Controleer of alle kabel- en stekkerverbindingen
correct zijn aangesloten.
• De bus- en voelerkabels gescheiden van leidin-
gen met meer dan 50 V leggen, teneinde een
elektromagnetische beïnvloeding van de regelaar
te voorkomen.
• Regelapparatuur niet direct naast schakelkasten
of elektrische apparatuur monteren,
• De elektrische leidingen mag niet aanraken geen
hete delen.
• Alle leidingen/kabels naar mogelijkheid in een
kabelgoot leggen en eventueel van trekontlasting
voorzien.
ATTENTIE
Criteria voor de lengte van kabels
Storing of uitval van de verwarmingsinstallatie
mogelijk.
• De totale kabelweerstand voor de sensorkabel
mag niet meer bedragen dan 2,5 ohm. Dit komt
bij kabels met een doorsnede van 0,25 mm²
overeen met een lengte van max. 5 m.
• Bij doorsnedes van 0,5 of 0,75 mm² bedraagt de
maximale lengte van de kabels 15 c.q. 50 m.
• Sensorkabels voor temperatuursensoren mogen
niet onnodig lang zijn. Bij erg lange kabels kan
een sensorcorrectie worden uitgevoerd teneinde
de systematische afwijkingsfouten te minimalise-
ren.
• De sensorkabel voor de flowmeter mag niet
langer zijn dan 10 m.
5 Montage
9