12. Probleem oplossingen
In het geval van afwijkingen, verwijzen wij u naar de probleemoplossingen tabel hieronder.
Symptoom
Indicatie van "Alarm1" geeft
aan dat er vloeistof in de
metingspijp aanwezig is.
Indicatie van "Alarm1"
wanneer de vloeistof stroom
maar "Alarm1" verschijnt
wanneer de stroming stopt.
Indicatie van negatieve (-)
waardes voor
momentane pompsnelheid
Abnormale instabiliteit van de
aangegeven momentane
pompsnelheid, hoewel de
werkelijke pompsnelheid
stabiel is.
Indicatie van "Alarm2"
Indicatie van het "˫" teken bij
het grootste cijfer.
Mogelijke oorzaak
Binnenkant van de metingspijp
is niet voldaan.
Er zijn veel luchtbellen die
continue in de vloeistof komen.
Conditie van het invoeren van
vaste stoffen van de
gemeten vloeistof wordt
voortdurend plaatsgevonden.
Het aandraaimoment bij
installatie was teveel.
Er zullen luchtbellen in de te
meten vloeistof komen.
De stroomrichting van de
vloeistof is het
tegenovergestelde dan dat van
de watermeter.
Rechte leiding lengtes op
stroomopwaarts en
stroomafwaarts van de
flowmeter zijn onvoldoende.
Er is een apparaat dat
turbulentie veroorzaakt zoals
een pomp, klep, etc.
Er is pulsatie van de stroming.
Batterij voltage is laag.
De indicatie mode is
"Accumulated flow volume
(Trip)".
Pagina
15
Tegenmaatregel
Corrigeer de leidingen zodat
gevuld is met vloeistof.
Controleer en corrigeer de
leidingen om luchtbellen te
voorkomen.
In het geval dat de plek waar
de meter geïnstalleerd is niet
makkelijk te ontluchten is,
verplaats dan de meter.
Vloeistof
met opgenomen vaste
materialen niet
kan worden gemeten, ze
verstoren het ontvangen
van ultrasone golven.
Wees er zeker van dat de inbus
niet vaster aangedraaid is dan
nodig.
Controleer en corrigeer de
leidingen om luchtbellen te
voorkomen.
In het geval dat de plek waar
de meter geïnstalleerd is niet
makkelijk te ontluchten is,
verplaats dan de meter.
Controleer of de richting van
de pijl op de meter body in
dezelfde richting staat als de
richting van de vloeistof.
Zorg voor rechte pijpen van
10D of meer voor opwaartse
stroom en 5D of meer voor
neerwaartsestroom.
Installeer de watermeter,
voorzien van niet minder dan
30D afstand van een dergelijke
bron van turbulente stroming.
Installeer de watermeter waar
geen pulsatie van de stroming
is.
Vervang de batterij.
Druk op de knop aan de
linkerkant (wanneer u naar het
display kijkt [SW1]).