Bellen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het voeren van telefoongesprekken en over
de diverse beschikbare opties tijdens een gesprek.
Voordat u kunt bellen
Controleer voordat u belt of de telefoonfunctie is ingeschakeld. Je kunt de status van
de telefoon bevestigen via het Meldingsgebied.
Opmerking: Kleuren van status en meldingspictogrammen kunnen afwijken.
Pictogram Beschrijving
Niet verbonden met het netwerk: U kunt niet bellen.
Verbonden met het netwerk: U kunt bellen.
Vliegtuigmodus: Draadloze verbindingen verbroken (Wi-Fi, Bluetooth,
2G en 3G). Schakel de vliegtuigmodus uit voordat u probeert te bellen.
Bellen
Opmerking: De telefoonfunctie moet worden ingeschakeld voordat er gebeld
kan worden (zie "Voordat u kunt bellen" op pagina 22).
Opmerking: Als twee simkaarten zijn geplaatst en hun Belinstellingen zijn
ingesteld op Altijd vragen (zie "Simkaarten beheren" op pagina 50), dient u,
telkens als u wilt bellen, aan te geven welke simkaart wordt gebruikt door op de
aanbiedernaam te tikken.
1. Tik in het Beginscherm op Telefoon. Als dit nog niet zichtbaar is, tikt u op het
tabblad Telefoon bovenaan op het scherm om de schermtoetsen te openen.
2. Voer het nummer in dat u wilt bellen. Als het gewenste contact wordt
weergegeven, tikt u op de contactnaam om te bellen.
22