INSTALLATIE VAN HET
PLAATSING VAN HET APPARAAT
Kies een installatieplaats waar u voldoende ruimte heeft om vaatwerk in en uit de vaatwasmachine
te ruimen.
Plaats het apparaat niet in een ruimte waar de temperatuur kan dalen tot onder 0 °C.
Pak het apparaat uit voordat u begint met installatie. Handel hierbij in overeenstemming met de
waarschuwingen op de verpakking.
Houd het apparaat bij verplaatsing niet vast aan de deur of het bedieningspaneel.
Zorg voor voldoende ruimte aan alle kanten van het apparaat, zodat u vrij toegang heeft tot de
vaatwasmachine tijdens het schoonmaken.
Zorg ervoor dat tijdens het plaatsen van de vaatwasmachine de wateraanvoerslang en de afvoer-
slang niet worden dichtgeknepen. Zorg er ook voor dat het apparaat niet op de voedingskabel
staat.
Zet de vaatwasmachine waterpas met behulp van de verstelbare voetjes. Een juiste plaatsing van
de vaatwasmachine zorgt voor probleemloos openen en sluiten van de deur.
Als de deur van de vaatwasmachine niet goed sluit, controleer dan of het apparaat stabiel op de
grond staat; als dit niet het geval is kunt u dit bijstellen met behulp van de verstelbare voetjes.
WATERAANSLUITING
Zorg ervoor dat de waterleidingsinstallatie geschikt is voor de installatie van de vaatwasmachine.
Bovendien raden wij aan om een filter te monteren op het punt waar het water de woning of het
huis binnenkomt, om beschadigingen van het apparaat te voorkomen als gevolg van verontreini-
gingen (zand, klei, roest, etc.) die soms in het water voorkomen; dit voorkomt ook vergeling en het
ontstaan van neerslag na het wassen.
Opmerking: het apparaat moet op het drinkwatersysteem worden aangesloten met behulp van
een terugslagklep, wat kan leiden tot verontreiniging van het drinkwater (volgens DIN EN 1717).
Wij adviseren u om de installatie, met inbegrip van de aansluiting op het water- en elektriciteits-
net en reparaties, te laten uitvoeren door een gekwalificeerde technicus.
WATERAANVOERSLANG
Gebruik niet de wateraanvoerslang van de oude vaatwasmachine. Gebruik de nieuwe wa-
teraanvoerslang die is meegeleverd met het apparaat. Spoel de binnenkant van de slang uit
met water voordat u hem aansluit. Sluit de wateraanvoerslang direct aan op de waterkraan.
De waterdruk in de installatie moet minimaal 0,03 MPa en maximaal 1 Mpa bedragen. Als de
waterdruk hoger is dan 1 MPa moet u voor de vaatwasmachine een drukregelaar installeren.
Na uitvoering van de aansluiting moet u de kraan volledig openzetten en de dichtheid con-
troleren.
Uit veiligheidsoverwegingen moet u de wateraanvoerkraan na iedere afwasbeurt sluiten.
APPARAAT
9