f.
Controleer en reinig de inlaat van de luchtdrukschakelaar (LD2).
g.
Plaats de inlaat terug en controleer of de ventilator vrij van de inlaat draait.
h.
Plaats de zijplaat van de inlaat van de ventilatorbehuizing en de geluidskap van de ventilatormotor terug.
2.
Open de ventilatorbehuizing om toegang te krijgen tot de verbrandingsinrichting:
a.
Verwijder de bouten.
b.
Verwijder de (kleine) borgpen.
c.
Draai de behuizing enigszins weg van de verbrandingsinrichting.
d.
Koppel de ontstekingskabels los.
e.
Draai de behuizing volledig weg van de verbrandingsinrichting.
3.
Controleer de volgende componenten van de verbrandingsinrichting op iedere vorm van vuil of gebreken:
•
de luchtmeetpijp;
•
de UV-cel;
•
de waakvlambrander;
•
de ontstekers;
•
de bougiekabel en de verbinders voor de ontstekers;
•
de behuizing van de verbrandingsinrichting.
•
Reinig of vervang de bovengenoemde componenten indien nodig.
4.
Controleer of de luchtkleppen schoon zijn en soepel opengaan.
•
Reinig indien nodig de kleppen en de assen.
Automatische ventilatorbrander | Gebruikshandleiding
67
rev-03_July 2020