Installatie: DIP-schakelaars instellen
De warmtepompinterface gebruikt drie DIP-schakelaars om een weerstand in te stellen
die de temperatuursensor van de warmtepomp emuleert.
Normaal gesproken is het HOT-R2R-laddernetwerk verbonden met de ingang van de
warmtepompsensor via de H/PUMP1-connector en is de SENSOR1-connector niet
aangesloten.
Vraagt de Mixergy-controller om verwarming, dan worden het COLD-R2R-
laddernetwerk en de SENSOR1-connector verbonden met de H/PUMP1-connector.
Gebruikt u een warmtepomp die vereist dat een temperatuursensor tijdens het
verwarmen verbonden is, zet SW2-1 dan op UIT om het COLD--R2R-laddernetwerk los
te koppelen.
De bovenste schakelaar (1) op SW1 en SW2 verbindt het R2R-laddernetwerk en moet
dus in de AAN-positie staan, tenzij u de OPT-fittingen gebruikt om loden weerstanden
te monteren of als u de SENSOR1-connector gebruikt om een sensor te verbinden
tijdens het verwarmen.
De weerstand wordt gewijzigd door schakelaars aan of uit te zetten. Elke schakelaar
kortsluit een weerstand. Zet de overeenkomstige schakelaar dus UIT om een bepaalde
waarde aan de weerstand toe te voegen. Om bijvoorbeeld een weerstand van 610 ohm
in te stellen, zet u alle schakelaars behalve 4 (200) en 5 (410) AAN.
De weerstandswaarden van elke schakelaar worden weergegeven op het
zeefdrukscherm van de PCB.
De HOT-weerstand kan tussen 0 en 100 kQ worden ingesteld in stappen van 50 Q. De
COLD-weerstand kan tussen 0 en 400 kQ worden ingesteld in stappen van 50 Q.
De tabellen hieronder tonen de gegevens voor een aantal veelgebruikte
warmtepompen. Neem contact op met de technische ondersteuning van Mixergy als
uw warmtepomp niet in in deze lijst staat.
Weerstanden kunnen worden gecontroleerd door tussen de COM- en de HOT- of
COLD-testpunten naast het grote relais te meten. Hierdoor kan de instelling worden
gecontroleerd terwijl het apparaat niet is ingeschakeld.
19