Inhoudsopgave
Advertenties
Sensor type (S3, S4, S5) = (S
Normaal worden Pt 1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast. Er kunnen
echter ook PTC sensors (R5 = 1000) worden toegepast (niet S)
Netfrequentie
Stel hier de netfrequentie in.
Gecoördineerde ontdooiing met externe bedrading
Aansluitingen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig het schema op blz.1..
Off: Gecoördineerde ontdooiing met externe bedrading wordt niet toegepast.
1: Master (Slechts 1 regelaar in de groep kan als master worden benoemd).
2: Slave
Als de uitgang DO niet wordt gebruikt moet de instelling 0 zijn. Als de functie is in-
gesteld in de "slave" voordat die in de "master" is ingesteld zal een ontdooiing gestart
worden. Dit kan worden voorkomen door eerst de master in te stellen; een en ander is
ook afhankelijk van de instelling o0.
Display stap
De temperatuur wordt normaal uitgelezen in stappen van 0,1°. Indien nodig kan deze
waarde verhoogd worden tot stappen van 0,5°.
Yes : geeft stappen van 0,5°
No : geeft stappen van 0,1°
Maximum "standby" tijd na gecoördineerde ontdooiing
Als een regelaar zijn ontdooiing heeft beëindigd zal deze op een signaal wachten
alvorens weer te gaan inspuiten. Als het signaal onverhoopt wegblijft zal de regelaar
zichzelf weer opstarten als deze standby tijd is verstreken
Selecteer sensorsignaal voor het display
Via een % waarde kunt u de uitlezing op het display vastleggen; de temperatuur van
S3, die van S4 of een mix van beide
Met de instelling 0% wordt alleen S3 getoond.
Met de instelling 100% wordt alleen S4 getoond.
Als de S3 sensor is geselecteerd als ontdooisensor in 'd10' zal het display altijd 100%
S4 aangeven
Handmatige bediening van de uitgangen
In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig worden ge-
schakeld naar de AAN positie.
Off: Geen handmatige bediening
1: Compressorrelais AAN
: Ontdooirelais AAN
3: Ventilatorrelais AAN
4: Alarmrelais UIT
5: Signaal naar "slave" regelaars dat ontdooiing nodig is
6: De AKV uitgang AAN
7: Randverwarming uitgang AAN
Vergeet niet de functie weer op OFF te plaatsen.
ON instellingen
Hier te definiëren welke functies actief moeten zijn als de ON ingang geen signaal
ontvangt of als "n36" op 0 ingesteld is.
1: Het ventilatorrelais blijft geactiveerd. Alarmen worden verzonden.
: Het ventilatorrelais is niet geactiveerd. Alarmen worden verzonden
3: Het ventilatorrelais is niet geactiveerd. Alarmen worden niet verzonden
4: Het ventilatorrelais blijft geactiveerd. Alarmen worden niet verzonden
Voor 3 en 4 geldt dat een ontdooiing niet kan worden gestart; ontdooiingen die
waren gestart worden beëindigd op de normale manier.
Als de ON ingang niet bedraad is, kies hier dan 5, 6, 7 of 8. Alle functies zijn hetzelfde
als vermeld onder 1-4 (1=5 etc.).
Hier te definiëren of het relais op klemmen 9-31 gebruikt wordt als alarm
relais of als lichtfunctie: 1 = alarm, = licht
Randverwarming tijdens dagbedrijf
De AAN periode wordt ingesteld als percentage van de tijd
Randverwarming tijdens nachtbedrijf
De AAN periode wordt ingesteld als percentage van de tijd
Randverwarming periode
Tijdwaarde voor AAN/UIT tijd in minuten
EKC 414C1
, S
, S
)
in
out
def
Handleiding RS8DF310 © Danfoss 05-006
o06
SensorConfig
Pt=0
PTC =1
o1
50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
o13
DO1Config
Niet in gebruik = 0
Master = 1
Slave =
o15
Disp.Step = 0.5
o16
MaxHoldTime
o17
Disp.Sout %
o18
o9
InjectCl.Cfg.
o36
Alarm/Light
o41
Railh.OnDay%
o4
Railh.OnNgt%
o43
Railh. cycle
9
Advertenties
Inhoudsopgave
