6 Bediening
6.4.3 Alarmen en waarschuwingen
Alarmindicaties
▪ Display
– Als er een alarm optreedt, toont het display het alarmnummer. Bijv. -A9-
– Als er een meetwaarde op het display wordt weergegeven, wordt er als er
een alarm optreedt dit alarm over de weergave van het meetwaardemenu
heen weergegeven.
– Als er een parameter in het instelmenu wordt weergegeven, overschrijft het
alarm het display niet. Daardoor kan de parametrering zonder onderbreking
door optredende alarmmeldingen worden afgesloten.
▪ LED-signaallampje
– Rood = alarm
– Geel = waarschuwing
▪ Claxon / zoemer
AANWIJZING
Wanneer meerdere alarmen actief zijn, verdringen alarmen met hogere prioriteit
alarmen met lagere prioriteit. Zo heeft alarm A1 bijvoorbeeld een hogere prioriteit
dan alarm A2.
AANWIJZING
Op de achtergrond actieve alarmen kunt altijd via parameter 2-1-1 worden
uitgelezen.
6.4.3.1 Alarmen en waarschuwingen weergeven en bevestigen
De LED-weergave signaliseert waarschuwingsmeldingen (geel) en alarmmeldingen
(rood).
▪ Fout bij handmatige bevestiging: bevestiging via het bedieningspaneel of via de
ingang voor bevestiging op afstand.
▪ Fout bij automatische bevestiging: deactivering en bevestiging vindt automatisch
plaats zodra de oorzaak van de fout is verholpen. Handmatige bevestiging is
mogelijk.
Tabel 18: Foutmelding weergeven en bevestigen
Stap 1: foutmelding weergeven.
Esc
1. Indien de parameterbewerking actief is, de
parameterbewerking, de ESC-toets indrukken om de
parameterbewerking te verlaten.
ð Op het display wordt de fout met de hoogste prioriteit
weergegeven.
Stap 2: fout verhelpen en bevestigen.
OK
1. Om de foutmelding te bevestigen, de OK-toets indrukken.
ð Fout is verholpen: claxon / zoemer wordt gedeactiveerd.
ð Fout is niet verholpen: fout wordt in de alarmlijst
(ð Hoofdstuk 6.4.3.2, Pagina 34) ingevoerd. Op het
display verschijnt eventueel een volgende fout.
2. Storingsoorzaak opheffen.
LevelControl Basic 2
33 van 86