Draadloze gecombineerde branddetector voor rook- en warmte
Afb. 6: 1 – het openen van het detectordeksel; 2 – het sluiten van het
detectordeksel; 3 – signalering van de optische status; 4 – pijl, die aangeeft,
waar de detector geplaatst dient te worden op het onderste deel;
5 – productiecode 6 – configuratiejumpers; 7 – batterijhouders
Instructies:
1. Open het deksel van de detector door hem tegen de richting van
de wijzers van de klok (1) te draaien.
2. Bevestig de verwijderde kunststof basis met schroeven op de
gewenste plaats.
3. Stel de configuratiejumpers (6) in volgens de onderstaande tabel.
Ga
verder
volgens
de
4.
bedieningspaneel. Basisprocedure:
Ga naar de software
a.
positie
in
het
venster
Registratiemodus
door
Registreren.
b. Plaats alle batterijen in de detector. Er wordt een
registratiecode verzonden naar het systeem – het
verzenden wordt bevestigd met een korte flits van de LED-
indicator (3).
5. Plaats de detector in de plastic basis. De detector kan slechts
worden geplaatst op één positie in de kunststofbasis, aangegeven
met pijlen (4) op beide kunststofdelen op voorwaarde, dat alle drie
de batterijen zijn geplaatst. Sluit de detector door hem tegen de
richting van de wijzers van de klok (2) te draaien. Wanneer de
detector volledig bevestigd is op de basis, begint het LED-
controlelampje (3) te branden, wat een automatische detectortest
aangeeft. Gedurende deze periode zal de detector niets
detecteren. De test eindigt, wanneer de LED uitgaat (3), de
detector volledig operationeel wordt. Een mogelijke detectorstoring
kan worden aangegeven, zie het hoofdstuk Foutindicatie.
Opmerking:
De detector kan ook worden geregistreerd in het systeem door het invoeren van
het serienummer (5) in het programma F-Link of op een toetsenbord (of met
behulp van een streepjescodescanner). Alle nummers vermeld onder
de streepjescode moeten worden ingevoerd (1400-00-0000-0001).
Detectorinstellingen
De eigenschappen van de detector kunnen worden ingesteld met
behulp van de configuratiejumpers.
Geheugen
AAN
uitgeschakeld
1
Geheugen
UIT
ingeschakeld
Jumper 1 MEM
– Signalering
De signalerings LED blijft actief gedurende 24 uur nadat de oorzaak
van het alarm ophoudt te bestaan.
Jumper 2 en 3 TEMP en ROOK- The combinatie van deze
configuratiejumpers bepaalt, hoe de detector reageert op rook en hitte.
Draadloze gecombineerde branddetector voor rook en warmte JA-150ST
JA-150ST
installatiehandleiding
voor
F-Link
, selecteer de gewenste
Apparaten
en
start
te
klikken
op
de
2
UIT
Rook (EN 54-
7) of warmte
(EN 54-5)
3
UIT
Alleen rook
2
UIT
(EN 54-7)
3
AAN
(geen warmte)
Alleen warmte
ON
2
AAN
(EN 54-5)
(geen rook)
3
UIT
OFF
Zowel rook als
2
AAN
warmte (beide
voorwaarden
3
AAN
tegelijk)
van het
alarm
geheugen.
Het is mogelijk om de reactie van het systeem te wijzigen in iets
anders dan Brand met behulp van het programma F-Link. Deze
instelling bevindt zich in de opties Reactie in het venster Apparaten.
Waarschuwing: Dit apparaat kan niet worden beschouwd als
een branddetector, als het geconfigureerd is voor een andere
reactie. Bij de activering van de detector signaleert het systeem in
overeenstemming met de instellingen van het bedieningspaneel.
De detector zal altijd activering door rook of warmte signaleren met
een snel knipperende rode LED, ongeacht de geconfigureerde
reactie
en
de
/uitgeschakeld/dienst).
Optische detector: Als rook de detector binnendringt, wordt een
alarm geactiveerd. Dit wordt gesignaleerd met een snel knipperend
rood LED-licht (ong. 8 maal per seconde). De indicatie duurt, totdat de
kamer wordt geventileerd (dus ook als het detectiecompartiment van de
detector wordt geventileerd).
Warmtedetector: Wanneer
overschrijdt, wordt een alarm geactiveerd. Dit wordt gesignaleerd met
een snel knipperende rode LED (ong. 8 maal per seconde).
De indicatie duurt, totdat de temperatuur daalt (bijvoorbeeld als de
ruimte geventileerd wordt).
Alarmgeheugen: Indien geactiveerd, blijft de LED-alarmindicatie
langzaam knipperen (ong. viermaal per seconde) gedurende volgende
24 uur, nadat het alarm stopt. De indicatie kan worden beëindigd door
het
het deksel van de detector te openen, indien het deksel gedraaid wordt
tegen de klok in en de sabotagesensor wordt geactiveerd.
WAARSCHUWING! Het controlepaneel moet worden overgeschakeld
de
naar de Servicemodus, anders zal een sabotagealarm worden
optie
geactiveerd.
Sabotegealarm: Wanneer het detectordeksel wordt geopend, wordt
het sabotagesignaal geactiveerd, tenzij het bedieningspaneel zich in de
Servicemodus bevindt.
Het testen en onderhoud van de detector
De functionaliteit van het optische deel van de detector kan getest
worden met een spuittest voor rookdetectors. De functionaliteit van het
warmtedeel kan worden getest met een haardroger. Als de detector
wordt geconfigureerd voor beide situaties, is het noodzakelijk om zowel
de spuit- als de haardrogertest tegelijkertijd uit te voeren. De test moet
één keer om de 30 dagen worden uitgevoerd. Het detectordeksel moet
regelmatig worden gereinigd van spinnenwebben en stof. Geen extra
onderhoud is nodig.
Waarschuwing: test nooit de detector met vuur binnen het
Vervanging van de batterij
Het systeem stuurt automatisch een melding, wanneer de batterij
leeg is. De optische indicatie knippert vervolgens kort eens per 30
seconden. Vergeet niet om het systeem naar de Servicemodus over te
schakelen, voordat u de batterijen vervangt, anders zal een
sabotagealarm worden geactiveerd. Het is altijd essentieel om alle drie
de batterijen te vervangen. Gebruik hetzelfde type en hetzelfde merk
voor alle batterijen. Wacht 90 seconden om de circuits van de detector
te ontladen, voordat u nieuwe batterijen plaatst.
Storingsindicatie
De detector controleert de werking ervan. Wanneer er een fout
wordt gedetecteerd, knippert de LED-indicatie onmiddellijk 3 keer en
vervolgens kort 3 keer om de 30 seconden (een storing van de
automatische
functionaliteitstest
gesignaleerd, zie het hoofdstuk Installatie). De gevonden fout kan
veroorzaakt zijn door een defect van de detectiekamer, de
omgevingstemperatuur,
bedrijfstemperatuurbereik of andere fouten van de detector.
Een fout van het bedrijfstemperatuurbereik verdwijnt op het
moment, waarop de omgevingstemperatuur terugkeert naar de
normale waarde.
Andere gevonden fouten worden aangeduid als een fout, zelfs
nadat hun oorzaak is verdwenen. De foutmelding kan worden
gestopt door de functietest. De functietest wordt geactiveerd door
het openen van het detectordeksel (afb. 6-1), als het onderste
kunststof gedeelte verwijderd en teruggeplaatst wordt (afb. 6-2). Als
deze test resulteert in een fout, stuurt u de detector naar de
servicewerkplaats.
2 / 3
status
van
het
bedieningspaneel
Brandalarm
de
temperatuur
gebouw.
wordt
op
dezelfde
het
niet-aanhouden
(in-
de
bovenlimiet
manier
van
het
MLW22106