NL
3.3. Installatie kanaalsysteem
Via het kanaalsysteem stroomt de lucht naar binnen en weer vanuit de kast naar buiten. Het kanaalsysteem moet zo
worden ontworpen en gekozen dat er lage luchtstromen en drukverschillen zijn zodat de debieten nauwkeuriger zijn, ener-
gieverbruik en geluidsniveaus lager en de kast een langere levensduur heeft.
Luchtuitlaten naar buiten moeten zo ver mogelijk weg en aan andere zijden van het gebouw worden geïnstalleerd om
te voorkomen dat afblaaslucht terugstroomt naar de luchtinlaten. Probeer de luchtinlaten te installeren waar de buitenluct
het schoonst is. Richt deze niet naar de straatzijde, een parkeerplaats of een vuurhaard buiten. We bevelen ook aan de luch-
tinlaat aan de noord- of oostzijde van het gebouw te installeren waar de warmte van de zon in de zomer geen significant
effect zal hebben op de temperatuur van de toevoerlucht.
Het wordt ten zeerste aanbevolen om unit-verbindingskanalen van toevoerinlaat en -uitlaat te installeren met een mi-
nimale helling aan de buitenkant van het gebouw, om te voorkomen dat er water in de unit stroomt in geval van regen of
sneeuw.
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
Er wordt aanbevolen de kanalen in niet verwarmde ruimtes te isoleren (zolder, kelder) om warmteverlies te vermijden.
Er wordt ook aanbevolen de toevoerluchtkanalen te isoleren indien de kast wordt gebruikt voor het koelen van een ruimte.
Ronde luchtkanalen worden met zelftappende schroeven aan de kast bevestigd. De verschillende posities van de lucht-
stroomkanalen zijn aangegeven op de sticker die zich op de LBK bevindt:
18
min. 3 m
min. 1 m
min. 1,8 m
min. 1,8 m
ODA
EHA
ODA
SUP
ETA
EHA
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
min. 3 m
– inlaat buitenlucht
– lucht geleverd aan het gebouw
– lucht afgezogen uit het gebouw
– uitlaat buitenlucht
S
W
E
N
ETA
SUP
RHP STANDARD_installation manual_23-03