"B" BEREIK eenheden (B = lage temperatuur) worden geleverd met een kabel voor het aansluiten van een
deurverwarming, via een zekering die geschikt is voor de betreffende deurverwarming.
De eenheid is ook uitgerust met een kabel voor het aansluiten van de verlichting in de koelruimte (de
verlichtingsspanning moet 230 V zijn en een vermogen van max. 100 W hebben).
LET OP
De kabels van de microdeurschakelaar, koelruimteverlichting en deurverwarming
niet aansluiten op de 230 V leiding. Elke plaat is uitgerust met een label dat laat zien
hoe deze moet worden aangesloten.
WAARSCHUWING
Defecte onderdelen mogen uitsluitend worden vervangen door opgeleid personeel.
De elektrische aansluitwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel.
7.2
Aansluiting met watersysteem
8 Elektrische
besturing
8.1 Bedieningspa
neel
watercondensor
(
Deze aansluiting is nodig als de eenheid een watergekoelde condensor heeft. Dit gebeurt
volgens de markeringen op de labels bij de inlaat- en uitlaatpijpleidingen. De aangesloten
pijpleidingen mogen nooit kleiner zijn dan de diameter van degene op de eenheid. Voor
een correcte werking van het apparaat is een minimale waterdruk van 1 bar nodig.
1.
Besturings-LED (GROEN)
AAN: compressor draait, eenheid koelt.
Knipperend: compressor in vertraagde startmodus.
UIT: compressor is uit, ruimtetemperatuur is gedaald tot de
temperatuurinstelwaarde.
2.
Besturings-LED (GROEN)
AAN: verdamperventilator draait.
Knipperend: verdamperventilator in vertraagde
startmodus.
UIT: verdamperventilator is uit. Ontdooien is bezig.
3.
Besturings-LED (GEEL)
AAN: automatisch ontdooien is bezig.
Knipperend: Handmatig ontdooien is bezig
4.
Alarm-LED (ROOD)
AAN: alarm is geactiveerd door een storing in een sensor of een ingreep door een
drukschakelaar of een buiten de tolerantie liggende koelruimtetemperatuur.
)
10