BEDIENING VAN DE OVEN
Bediening van de oven
Ovenfuncties
Ovenverlichting
De ovenverlichting gaat branden en blijft branden op alle andere ovenfuncties.
Ovenverlichting/ontdooien
De ovenverlichting gaat branden, het rode indicatielampje gaat aan en de ventilator gaat draaien.
De lucht circuleert in de oven zonder dat er verwarmingselementen zijn ingeschakeld. Deze
methode wordt gebruikt voor langzaam ontdooien van levensmiddelen.
Boven- en onderwarmte (conventioneel)
De verwarmingselementen boven en onder in de oven geven gelijkmatig warmte af. Bakken van
gebak of braden van vlees is maar op één niveau mogelijk.
Boven- en onderwarmte (conventioneel) + ventilator
De verwarmingselementen boven en onder in de oven geven gelijkmatig warmte af. De warmte
wordt gelijkmatig verspreid door de ventilator. Deze ovenfunctie is vooral geschikt voor het snel
braden van vlees en gebak op meerdere niveaus.
Grill
Het grill-element wordt gelijktijdig met het bovenste ovenelement ingeschakeld. De grillfunctie
schakelt tevens automatisch het draaispit in. Het grill-element straalt direct op het gerecht.
Om het verwarmingsproces te optimaliseren wordt het bovenelement ook ingeschakeld.
Deze verwarmingsmethode is ideaal voor het bereiden van kleine stukken vlees zoals steaks,
biefstukken, worstjes en karbonades.
Ventilator met grill
U kunt grillen met ingeschakelde ventilator. De stralingswarmte wordt door de ventilator rondom
het gerecht geblazen.
NL 10
1. Selecteer een temperatuur met de thermostaatknop en een
ovenfunctie met de functieknop.
Het rode programmalampje en het oranje lampje van de
temperatuur gaan branden; de oven is ingeschakeld.
▷ Zie tabel 'ovenfuncties' voor meer informatie over de
verschillende ovenfuncties die u kunt kiezen.
2. Zet de thermostaatknop en de functieknop na afloop van de
bereidingstijd op '0' om de oven uit te schakelen.