Bedieningsinstructies, snelle installatie
7. Analoge uitgang.
Het signaaltype voor de analoge uitgang wordt gedefinieerd door parameter
'Ana. output type'. Deze parameter heeft een aantal alternatieven.
+
Druk op
om het actuele type weer te geven.
Druk op
als de parameter gewijzigd moet worden, en wijzig het signaal type op gelijkwijze
als punt 3. op pagina 10.
8. Kalibratiemethode kiezen.
Er kunnen twee kalibratiemethoden gekozen worden in de 'Quick set-up':
'Data sheet'-kalibratie of 'dode last'-kalibratie.
Wanneer een nieuwe kalibratie gewenst is, moet de gekozen kalibratiemethode bij de
parameter opnieuw worden gekozen en geaccepteerd.
+
Druk op
om de parameter 'Calibration type' getoond te krijgen.
De waarde geeft aan welke kalibratiemethode bij de laatste kalibratie gebruikt is.
Als een nieuwe kalibratie gewenst is, druk dan op ENTER, zodat de cursor verschijnt.
Een cursor begint te knipperen links op de parameterregel.
Kies een alternatief voor de parameter zoals in punt 3. op pagina 10.
Als
is ingedrukt gedurende 2 seconden, wordt de gekozen kalibratiemethode actief en
kan de kalibratie beginnen.
De keuze van kalibratie procedure bepaalt welke parameters zullen volgen:
Voor Data sheet, zie punt 9. op pagina 13.
Voor Dode last, zie punt 9. op pagina 16.
12