Regelparameters
Thermische motor max. temperatuur
Stel de temperatuur in die de thermische motor moet hebben aan de grens van het
gewenste regelbereik. Deze instelling voorkomt dat de thermische motor te warm
wordt en buiten het regelbereik terecht komt. Vanwege toleranties in de thermische
motor moet de hier ingestelde waarde 10K hoger worden ingesteld dan weerge-
geven in de grafi eken op pagina 10.
Thermische motor min. temperatuur
Stel de temperatuur in die de thermische motor moet hebben aan de grens van het
gewenste regelbereik. Deze instelling voorkomt dat de thermische motor te koud
wordt en buiten het regelbereik terecht komt. Vanwege toleranties in de thermische
motor moet de hier ingestelde waarde 10K lager worden ingesteld dan weergegeven
in de grafi eken op pagina 10.
Type thermische motor
Defi nitie van de in het systeem gebruikte thermische motor:
1: CVQ -1-5 bar
2: CVQ 0-6 bar
3: CVQ 1.7-8 bar
4: CVMQ
5: KVQ
P: Versterkingsfactor Kp
Een verlaging van de Kp waarde geeft een tragere regeling.
I: Integratietijd Tn
Een verhoging van de integratietijd geeft een tragere regeling. De integratietijd kan
worden uitgeschakeld door de instelling op de maximale waarde te zetten (600s).Als
deze is ingesteld op 600s, moet parameter n07 op "0" worden gezet.
D: Diff erentiatietijd Td
Deze instelling wordt uitgeschakeld door de minimale waarde (0) in te stellen.
Opstarten
Met deze functie wordt bepaald hoe de koeling wordt opgestart.
0: Standaard regeling
1: Snel inkoelen met een minimale temperatuurschommeling
2: Langzaam inkoelen zonder temperatuurschommeling
Opstarten na een heetgasontdooiing
De KVQ klep moet worden geopend voordat de magneetklep in de vloeistofl eiding
mag worden geopend. Hier stelt u de tijd in die de klep nodig heeft om te openen. De
tijd gaat in als de uitlektijd is verstreken.
Diversen
Ingangssignaal
D.m.V. een extern signaal is het mogelijk het setpoint van de regelaar te verstellen. Dit
signaal moet in dit menu gedefi nieerd worden.
0: Geen signaal
1: 0 - 10 V
2: 2 - 10 V
(0 of 2 V geeft geen verstelling. 10 V geeft een verstelling van het setpoint zoals
ingesteld in menu r06).
Frequentie
Instelling voor de netfrequentie
Datacommunicatie
Is de regelaar voorzien van datacommunicatie en ingebouwd in een netwerk dan
moet de regelaar een adres krijgen.
Deze instellingen kunne alleen plaatsvinden als een datacommunicatiemodule is
geplaatst in de regelaar en de datacommunicatiekabel is aangesloten.
Voor installatie van de datacommunicatiekabel zie document "RC8AC--".
Het adres kan worden ingesteld tussen 1 en 60
Het adres wordt automatisch naar de gateway gestuurd zodra dit menu in positie
"ON" wordt gezet.
(Deze instelling keert automatisch terug naar "off " na een paar seconden.)
6
Handleiding RS8AF310 © Danfoss 10-2004
n01
Q-max. temp.
n02
Q-min. temp.
n03
Valve type
n04
Kp factor
n05
Tn sec.
n06
Td sec.
n07
Q-ctrl. mode
n08
Q-OpenTime
o10
AI type
o12
50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
M.b.v. een datacommunicatiemodule,
kan de regelaar op gelijke wijze be-
handelt worden als andere regelaars
®
in de ADAP-KOOL
groep.
o03
-
o04
-
EKC 367